Christelijke redacteur wil dolgraag naar de kerk: "Alleen samen blijven de kooltjes gloeien"
"Naar een dienst kijken of luisteren is qua beleving niet te vergelijken met op zondag de deur uit stappen om naar de kerk te gaan. Je staat meer op afstand, je bent er minder bij betrokken, het gaat zo maar langs je heen", merkt Geertje Bikker-Otten op in het Reformatorisch Dagblad. De redacteur maakt duidelijk waarom zij zo graag iedere zondag naar de kerk zou willen gaan.
Sinds corona is kerkgang iets exclusiefs geworden, merkt de schrijfster op. Dit geldt volgens haar met name voor gelovigen die zijn aangesloten bij een grote kerkelijke gemeente en om die reden relatief weinig naar de kerk kunnen gaan. "Als je dan een keer mag, is het soms bijna ontroerend om de drempel over te stappen, in een bank plaats te nemen en de klanken van het orgel over je heen te horen gaan. Met om je heen gemeenteleden die je al weken of zelfs maanden niet hebt gezien."
"Misschien staan protestanten bij het verwoorden van het belang van de kerkgang wel op achterstand, bedacht ik. In de rooms-katholieke traditie is het gebouw zelf een heilige ruimte. (...) Zelfs van de meest sobere protestantse kerk gaat iets uit. Denk alleen maar aan de doopvont en de avondmaalstafel, die er altijd staan, als een getuigenis zonder woorden. En de toren van een kerk: zouden veel mensen die toch niet ervaren als een verwijzing naar de hemel."
Bikker verwijst naar Luther. Hij vergelijkt christenen met gloeiende kooltjes in een vuur. "Als je zo’n kooltje uit het vuur haalt en apart legt, dooft het uit. Alleen samen blijven de kooltjes gloeien", aldus de schrijfster.
Praatmee