Noch Calvijn, Wright en Sproul hebben ooit beweerd dat Jezus in het jaar 70 is teruggekomen!

Ik ben dankbaar voor de redelijk rustige, zakelijke toon waarop Jeroen Koornstra ingaat op mijn column van afgelopen vrijdag. Wat een verschil met de schreeuwerige toon van David Sorensen, die mij op zijn website met scheldwoorden overlaadt! Toch ben ik ook teleurgesteld over Koornstra antwoord. Want op het kernpunt van mijn aanval op ‘het’ preterisme à la Sorensen en consorten gaat hij in het geheel niet in, en dat is de vraag of de voorzeggingen omtrent Jezus’ wederkomst inderdaad vervuld zijn in het jaar 70. Als het alleen was gegaan om ‘het’ preterisme zoals Koornstra dat beschrijft, dan was ik echt niet in de pen geklommen!
‘Het’ gangbare preterisme is mij sedert lang bekend; ik heb het al besproken in mijn commentaar op het boek Openbaring (1988-90), samen met het futurisme, historicisme en idealisme. Maar in de klassieke vormen van dit preterisme werd de wederkomst van Christus nog steeds onveranderlijk als iets toekomstigs beschouwd. In déze vorm moet in elk onderwijs over de ‘laatste dingen’ naast het futurisme ook zeker het preterisme behandeld worden. Ik ben het niet met deze visie eens, maar er is ook niets ‘verfoeilijks’ aan. Koornstra had echter in mijn artikel – zelfs al in de titel ervan – moeten zien waar voor mij de schoen wringt: de nieuwe ketterij (hype, of hoe je noemen wilt) dat Jezus al in 70 n.C. zou zijn teruggekomen. Die leer is voor mij (en voor 99% van alle orthodoxe christenen) verfoeilijk. Ik vind het heel vreemd dat Koornstra dáár niet op ingaat. Natuurlijk, calvinisten (Calvijn voorop) en anglicanen (ook Tom Wright) zien Matt. 24 vervuld in het jaar 70. Dat is mij sedert lang bekend, en ik vind het een respectabele opvatting, al ben ik het er niet mee eens. Maar noch Calvijn, noch Wright, noch Sproul, enzovoort, hebben ooit beweerd dat Jezus in het jaar 70 is teruggekomen! Waarom kijkt Koornstra over dit kernpunt heen?
Het grote verschil tussen Koornstra en mij is de vervangingstheologie. Sedert Augustinus is dat de overheersende theologie in het Westen geworden, en Luther en Calvijn hebben die klakkeloos overgenomen. Maar al in de zeventiende eeuw zijn er gelukkig gereformeerde theologen opgestaan die de vervangingstheologie hebben doorgeprikt, met als hoogtepunten Wilhelmus à Brakel en Theodorus van der Groe. Ook tegenwoordig moeten vele gereformeerde theologen gelukkig niets meer van de vervangingstheologie hebben; integendeel, zij hebben oog gekregen voor Gods beloften aan Israël. En ziedaar, nu is het nota bene een evangelicaal als Koornstra die er weer mee op de proppen komt!
Koornstra valt over de term ‘vervangingstheologie’, en dat kan ik wel begrijpen. Maar als Koornstra zegt dat ‘de gemeente de vervulling is van Gods belofte aan Israël’, dan werp ik dat met alle kracht van mij. De Schrift leert dat nergens, integendeel. Ik ken alle gangbare argumenten die Koornstra noemt, op mijn duimpje, en ik heb ze allemaal grondig weerlegd in mijn Evangelisch Dogmatische Reeks, vooral in de delen ‘De Kerk van God I’ en ‘De toekomst van God’, en nog in heel wat andere boeken. (Ik krijg niet de indruk dat Koornstra die gelezen heeft.) Dat ga ik hier niet overdoen; de geïnteresseerde lezer kan het daar allemaal nalezen.
Ik noem slechts één voorbeeld: God zegt vele malen dat Hij zijn volk verdreven heeft uit hun land, maar dat, als zij zich bekeren, Hij hen naar datzelfde land zal terugbrengen; dan zal het heerlijke Messiaanse rijk aanbreken. Wij zien het begin van de vervulling van die beloften vandaag de dag nota bene voor onze ogen gebeuren! Maar nee, zegt Koornstra (net als helaas zoveel anderen), dat moet je vervuld zien in de gemeente. Sorry, Israël, jullie hebben je naar Gods belofte eeuwenlang op de terugkeer naar het Heilige Land verheugd, maar helaas, dat ‘land’ moet je figuurlijk nemen. Wat een desillusie! Gods beloften hebben met de huidige staat Israël niets te maken! Er komt ook helemaal geen Messiaans rijk; we leven nú al in het ‘duizendjarig’ rijk.
Hier gaan de wegen uiteen. David Sorensen is een vervangingsleeraanhanger en een preterist, maar hij leert bovendien dat Jezus in 70 n.C. is teruggekomen. Dáár richtten zich mijn vurige pijlen op. Of Jeroen Koornstra dit laatste ook gelooft, vertelt hij ons helaas niet. Het lijkt wel of hij juist om deze hete brij heen draait. Wel is hij blijkbaar een vervangingsleeraanhanger en een preterist. Maar daar zou ik echt geen column aan gewijd hebben, want ik heb die leringen al vele malen bestreden en naar mijn overtuiging grondig weerlegd. Kortom, Jeroen, laat ons niet langer in het onzekere, draai niet om de kern heen: zijn de beloften aangaande Jezus’ wederkomst vervuld in het jaar 70, of worden die pas in de toekomst vervuld?
Wil je verder lezen?
Als lid krijg je onbeperkt toegang tot cvandaag.nl
Praatmee