Prof. dr. Huijgen tijdens 'Jansdebat': "Het kwaad uitroeien is Gods werk"
“Ons onderscheidingsvermogen schiet tekort om het kwaad definitief uit te roeien. Dat is uiteindelijk Gods werk”, zo vertelde prof. dr. Arnold Huijgen afgelopen dinsdag. Tijdens het 'Jansdebat' in Gouda gingen theoloog Arnold Huijgen en schrijver Arnon Grunberg in gesprek over de aard en de bestemming van het kwaad.
Het 'Jansdebat', vernoemd naar de Janskerk waarin het plaatsvindt, biedt een podium voor maatschappelijke en filosofische thema’s. In de editie van 2024 stond het kwaad centraal, een onderwerp waar Huijgen recent over heeft geschreven. Wat is ‘het kwaad’ en waar komt het vandaan? Wat is de invloed ervan op de huidige maatschappij en hoe raakt het persoonlijke levens? Deze vragen stonden tijdens het 'Jansdebat' centraal.
“De hel van Auschwitz gold lange tijd als dé maatstaf voor de diepte van het kwaad,” stelde Huijgen. Dit beeld paste volgens hem bij een Europa dat schuldbewust terugkeek op zijn verleden en zichzelf presenteerde als een moreel kompas voor de rest van de wereld. Echter, recente geopolitieke ontwikkelingen, zoals de oorlog in Oekraïne en het conflict tussen Israël en Hamas, laten zien dat Europa’s morele autoriteit steeds minder serieus wordt genomen. “Hoe kan Europa nog de morele maat nemen als het wegkijkt bij het lijden van het Palestijnse volk?”, vroeg Huijgen zich af.
Hij bekritiseerde daarnaast de moderne politiek waarin waarheid schaamteloos wordt verdraaid. “Goed is wat je goed noemt en kwaad is wat je afwijst”, zei hij, verwijzend naar hoe populistische leiders in zijn ogen wereldwijd het begrip waarheid manipuleren. Volgens hem past dit in een breder nihilistisch patroon waarin waarden steeds minder vaststaan.
Christelijk perspectief op het kwaad
Als theoloog richtte Huijgen zich in zijn bijdrage op de vraag hoe het kwaad zich verhoudt tot het christelijk geloof. Hij merkt op dat in de christelijke traditie vaak met twee perspectieven naar het kwaad wordt gekeken. Ten eerste wordt erkend dat de neiging tot het kwaad in ieder mens aanwezig is. “Niemand hoeft te leren om kwaad te doen”, stelde hij, “en hoewel de meeste mensen deugen, zit de neiging tot het kwade in ons allemaal.” Tegelijkertijd is het kwaad volgens het christelijk geloof niet essentieel voor het mens-zijn, maar ‘accidenteel’, iets wat erbij is gekomen.
Dit betekent volgens Huijgen dat het kwaad niet onuitroeibaar is. “God heeft de mens goed geschapen, maar het kwaad is de wereld ingekomen. Dat biedt hoop, want als het kwaad erbij gekomen is, kan het ook ooit weer verdwijnen.” In deze context refereerde hij aan het Bijbelverhaal van Jozef, die ondanks het kwaad dat zijn broers hem aandeden, kon zeggen: “Jullie hadden kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht.”
Wat doen we met het kwaad?
Ook werd de vraag gesteld wat de mens moet doen met het kwaad. Moet het bestreden worden? Of juist worden getolereerd? Huijgen verwees naar de gelijkenis van het onkruid op de akker. Jezus waarschuwde ervoor om niet te snel het onkruid te willen verwijderen, omdat daarmee ook het goede graan zou kunnen worden uitgetrokken. “Ons onderscheidingsvermogen schiet tekort om het kwaad definitief uit te roeien”, stelde Huijgen. “Dat is uiteindelijk Gods werk.”
Toch betekent dit volgens de hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam niet dat de mens zich moet neerleggen bij het kwaad. Hij benadrukte dat christenen de hoop vasthouden dat het kwaad niet het laatste woord heeft. “Christus heeft het kwaad overwonnen door de dood in te gaan en op te staan. Dat is de kern van de christelijke boodschap: het kwaad is niet te repareren, het moet sterven en plaatsmaken voor een nieuw leven.”
De hel en de bestemming van het kwaad
Huijgen heeft zich in zijn theologische werk veel beziggehouden met de vraag wat er uiteindelijk met het kwaad gebeurt. In zijn boek over de hel onderzoekt hij wat de Bijbel zegt over de uiteindelijke bestemming van het kwaad en degenen die kwaad doen. “Het laatste Bijbelboek spreekt over een vuurpoel waarin de duivel en allen die bij hem horen worden geworpen – een beeld van totale vernietiging.” Dit roept vragen op over gerechtigheid. Is één doodstraf voor een misdadiger als Eichmann bijvoorbeeld voldoende? Of vraagt het kwaad om diepere vergelding?
Hij benadrukte dat het christelijk geloof geen middeleeuws beeld van de hel met martelingen kent, maar wel de overtuiging dat het kwaad niet zonder gevolgen kan blijven. “Het kwaad moet worden rechtgezet, en dat is uiteindelijk Gods werk.” Ondanks de donkere realiteit van het kwaad, pleitte Huijgen voor hoop. “De situatie is misschien hopeloos, maar niet ernstig”, zei hij. “Niet omdat het kwaad niet ernstig is, maar omdat we geloven dat God uiteindelijk een keer ten goede zal geven.”
Praatmee