Traditioneel is Sodom altijd zuidelijk gepositioneerd in de uiterst vruchtbare vlakte van Siddim. In Genesis 14:3 wordt genoemd dat dit dal tijdens de verwoesting van Sodom is veranderd in de Zoutzee. Ezechiël profeteert tegen Jeruzalem (Ez. 16:46): “Samaria was je grote zus die ten noorden van je woonde, samen met haar dochters; en in het zuiden woonde Sodom, je kleine zus, met haar dochters.” Hoe kan het noordelijke Tell el-Hammam dan de ruïnes van Sodom bevatten? Daar is geen zoutmijn te bekennen, waar Zefanja 2:9 aan refereert, en de bodem is er niet doortrokken van zout en zwavel zoals genoemd in Deuteronomium 29:22. Dat geldt duidelijk wel voor de dieper gelegen regio aan de zuidzijde van de Dode Zee.