Geen dans om het gouden kalf van de psychologie

Het boek van dr. Kees van Ekris, Dialoog, dans en duel – preken voor tijdgenoten, spreekt mij aan ten aanzien van de gedrevenheid en de vervoering. Maar daar blijft het dan ook grotendeels bij. Want deze gedrevenheid en vervoering voltrekken zich, naar mijn perceptie, grotendeels rondom het gouden kalf van de psychologie. De theologie, met name de gereformeerde, spreekt nauwelijks mee, wellicht impliciet, maar zeker niet expliciet. Daardoor dreigt het hele (nogal ingewikkelde) exposé terecht te komen in het klimaat van de psychologische revalidatie in plaats van de theologische dan wel Bijbelse recreatie (herschepping).
Betrokkenheid op God en de mensen van deze tijd impliceert inderdaad een grondige kennis van het huidige levensgevoel. Dit betekent tegelijkertijd een wezenlijk staan en gaan voor het aangezicht van God, waarbij we in de eerste plaats voortdurend en niet aflatend zélf zullen worden gerechtvaardigd als goddeloze. Dit chronisch genadebehoeftig zijn van de prediker peilt het goddeloos zijn tot in de dieptebeelden van het godloos zijn van vandaag, waarbij de maat van de goddeloosheid wordt vervuld tot in de empirisch opzicht kennelijke en kenbare afwezigheid van God.
Ook de prediker is opgenomen in de los-van-God-beweging sinds de Verlichting. Ook hij kan daar niet om heen. Integendeel, hij gaat daar dwars dóór heen. Juist hij draagt de witte plekken en de schaduwen van deze overbelichting van de Verlichting in en op zijn ziel. Maar hij is daar door heen gegaan tot op God! Als een wonder van genade van de een-en-twintigste eeuw.
En dit laatste garandeert een hernieuwde omgang met God. De vroomheid van alle tijden krijgt opnieuw zijn beslag in een postmodern mens, te weten de voorganger. En zodoende is hij zijn gemeenteleden een slag voor. Blijkbaar is hij van het zelfde slag en kennelijk toch een volle Bijbelse slag anders! En gaandeweg betrekt hij zijn gemeente in de gang van het evangelie bij God en Jezus Christus, Die gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid dezelfde is.
Het gaat er ten diepste om dat we vandaag de NAAM Jahwe spellen met de letters van het alfabet van deze tijd waarbij het vocabulair van een voorbije tijd voor ons transparant wordt tot op heden. Ondertussen een nieuwe taal formulerend, waarin de oude taal van de voorgeslachten is opgenomen en meegenomen. Want betrokkenheid op God en mensen vraagt en geeft ook betrokkenheid op de kerk der eeuwen. Continuïteit is hier van wezenlijk belang. Maar deze continuïteit ten aanzien van de spiritualiteit vereist wel de nodige flexibiliteit in de voorhanden context van deze tijd. Een tijd waarin het auditieve (hoorbare) kennelijk in mindering wordt gebracht op het visuele (zichtbare).
Dit noopt ons als predikers een omslag te maken van het auditieve naar het visuele in die zin dat we in zekere zin weer ‘zieners’ zullen worden gelijk de profeten van weleer en Johannes op Padmos. En daarbij was hun ‘zien’ toch eigenlijk de diepste verwoording van het Woord van God. Het zien van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus doorzag en doorziet de tijd en de mens van deze tijd. Deze weet zich doorzien en kijkt onwillekeurig mee in de richting van God.
‘Abholung’ (Helmut Thielicke) in beeldrijke taal, die de beelden van vandaag kruisen, neerhalen en weghalen om het beeld Gods in mensen van vandaag te herstellen, ziende op Jezus. Aan de verzadigde cultuurbeelden voorbij, geeft de bediening der verzoening perspectief tot op God in een onverzadigbaar verlangen om ten diepste en ten laatste verzadigd te worden met Zijn beeld.
Niet de psychologie, maar de theologie van het kruis (theologia crucis, Luther) is dan ten diepste en tenslotte bepalend voor bekering en vernieuwing in de verzoening door voldoening ook van de hedendaagse mens. Dat is dan geen kwestie van kunst(ig verdichte fabelen) maar van gunst, die eeuwig God bewoog.
Mijn sympathie voor Van Ekris berust in empathie ten aanzien van zijn beweegredenen, en die van Areopagus (de denktank om hem heen), maar graag hoorde ik meer over Gods bewogenheid met een wereld verloren in schuld in de context van de calvinistische particuliere verzoening. Dan gaat de vervoering vanuit de algemene verzoening over in de persoonlijke en zó algemene verwondering tot voor de troon van God en van het Lam. Dan is de bruidsgemeente waar ze wezen moet en mag. Dan is het immanente overstegen in het transcendente. Dan is ook de hedendaagse mens er bovenop, voor eeuwig. En daar gaat het om in de Bijbel.
Dr. C. A. van der Sluijs is emerituspredikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Klik hier om zijn weblog te bezoeken.
Praatmee