Abortus vanwege handicap is discriminatie
Gaat het bij het ongeboren leven nu om een kind of niet? Deze vraag popte op tijdens een debat in de Eerste Kamer, zag Diederik van Dijk, directeur van de NPV. Aan de orde was een initiatiefwetsvoorstel van Kamerleden van GroenLinks, PvdA en D66. In dit voorstel wordt handicap en seksuele gerichtheid als verboden grond van discriminatie toegevoegd aan het bekende artikel 1 van de Grondwet. Senator Peter Schalk (SGP) vroeg de indieners of dit voorstel ook gold voor ongeboren kinderen. Dan zou het dus terecht verboden zijn om ongeboren kinderen te aborteren vanwege een handicap. Dat zou immers discriminatie zijn ten opzichte van de kinderen zónder handicap.
Het was bijna meelijwekkend om te zien hoe de indieners vastliepen met deze vraagstelling. Duidelijk was dat zij op geen enkele wijze een beperking willen maken op de huidige liberale abortuspraktijk die abortus toestaat tot 24 weken zwangerschap. Maar daarvoor moet je dan wel hard maken dat ongeboren leven géén kind is. En dat is nogal ongemakkelijk. Zeker als we zien dat ongeboren kinderen, ook als zij geaborteerd zijn, wel geregistreerd kunnen worden in de ‘Basisregistratie Personen’. En wel onder ‘categorie 9’, die van ‘kinderen’, al dan niet levenloos geboren. Blijkbaar zien we ongeboren kinderen dan toch als personen die rechten hebben. Dat deze personen desalniettemin geaborteerd mogen worden, is volstrekt ongerijmd.
Terecht liet Schalk zich niet afleiden door het gehakkel van de indieners. Bekijk eens een echo van een kindje van bijvoorbeeld 12 weken en houd dan nog maar eens vol dat hier geen sprake is van een mensje. Schalk diende daarom een motie in waarin de regering klip en klaar wordt opgeroepen om abortus wegens handicap met kracht tegen te gaan. Als het leven én non-discriminatie je lief zijn, kun je hierop toch niet tegen zijn?