cip.nl is nu cvandaag.nl
Start gratis maand
Dit artikel is nu opgeslagen in je dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.

God

30 maart 2017 door Koert Koster

Theologie van het midden

Mensen zijn geneigd om in uitersten te denken. In termen van óf…óf. Ik ook. Dat is echter niet altijd even vruchtbaar. Want als een mens het éne insluit, sluit men het andere uit. Dat zie je bijvoorbeeld wanneer mensen praten over vluchtelingen en vreemdelingen. Mensen zijn autochtoon of ze zijn allochtoon.
Het is denken in termen van tegenstellingen. Het zélf staat zo tegenover het ander. Het eigene tegenover dat wat niet eigen is. Dat schept duidelijkheid, maar geen nabijheid. Want het éne kan niet samengaan met het andere.

Dit denken in tegenstellingen zien we ook terug in de theologie. Bijvoorbeeld: Als God hét doet, kan de mens hét niet doen. Als God het eeuwig heil bewerkt, dan kan de mens het niet doen. Waar mensen van pure genade willen leven, kunnen ze niet leven van goede werken. Beide sluiten elkaar uit. En op het eerste gezicht is dat ook zo.
Maar waarom denken in termen van God tegenover de mens? Heeft God onze armen niet geschapen als verlengstuk van Zijn handen? Of neem de stelling dat God geen mensen nodig heeft. Dan is de prangende vraag waarom Hij deze mensen dan geschapen heeft. Blijkbaar hebben mensen voor Hem meerwaarde. Het is beter dat er mensen zijn, dan dat ze er niet zouden zijn.

Iedere theologie die niet spreekt met twee woorden en het gouden midden zoekt, moet daarom vroeg of laat wel schipbreuk lijden

Daarom spreekt God – meer dan eens – uit: ‘Het is goed!’ Zo zien we hier een belofte en bevel in één. God is trouw aan de mens én Hij wil dat de mens trouw is aan Hem. De mens ‘moet’ er simpelweg zijn. Hij moet zijn of haar mannetje of vrouwtje staan. Deze idee heeft echter wel consequenties. Want dat God mensen nodig heeft, betekent in zekere zin een afhankelijkheidsrelatie. Dat wil zeggen: God maakt Zich vrijwillig afhankelijk van mensen. Dat is Zijn keuze. Daar heeft Hij vrede mee. Beperkt Hij Zichzelf dan niet? In zekere zin wel. Mensen die Hem afwijzen, hebben de vrijheid om Hem af te wijzen. Dat is hun vrije keuze. Zo maakt God zich kwetsbaar. Want Zijn liefde kan afgewezen worden door mensen die Hem uit eigen beweging afwijzen. De andere kant van de medaille is dat er ontelbaar veel mensen zijn die Hem vrijwillig – en dus van harte – liefhebben.


De dubbelheid of de paradox die hierboven geschetst wordt, komt meer voor in de Schrift. Ik zal dat illustreren aan de hand van een kerstlied dat ik de afgelopen maand veel heb gezongen met mijn vrouw en zoon. Voluit luidt het:


‘Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht
dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht
hij wenst dat eenieder tot zijn ere schijn'
jij in jouw klein hoekje en ik in ’t mijn’.

of het helder licht geeft, of ook bijna niet.
Hij ziet uit de hemel of wij lichtjes zijn
jij in jouw klein hoekje en ik in ’t mijn’.

‘Jezus zegt ons ook dat 't zo donker is,
overal op aarde zonde en droevenis.
Laat ons dan in 't duister held're lichtjes zijn
jij in jouw klein hoekje en ik in ’t mijn’.

Terwijl we dit lied als gezin zongen, dacht ik: 'Ja, als Gód maar ziet dat wij schijnen in de nacht'. Dan is het goed. Dan is het niet meer zo bijster interessant wat mensen van ons zien en opmerken. Al moet ik zeggen dat ik me daar soms meer van aantrek, dan me lief is.

Dit is een bemoediging voor mensen die bespuugd en met gal overgoten worden door roddel en achterklap, terwijl ze naar eer en geweten trachten te handelen.
Tegelijkertijd moet gezegd worden dat dit niet het héle verhaal is. Want natuurlijk is het - in een bepaald opzicht - wél belangrijk wat mensen van ons vinden. 'Opdat zij onze goede werken mogen zien en zó de Vader in de hemel zullen eren' (vgl.Mat.5:16).
Dat neemt niet weg dat zichtbare, goede werken gelukkig niet het één en al zijn, omdat onze motieven en ons menselijk hart meetellen. God ziet het hart.

Zoals zo vaak is het én-én en niet óf-óf. Het is bijvoorbeeld God én mens, geloof én werken, wat God ziet én wat mensen zien, enz.
Iedere theologie die niet spreekt met twee woorden en het gouden midden zoekt, moet daarom vroeg of laat wel schipbreuk lijden.
Het zou interessant zijn om een studie te maken van paradoxen of schijnbare tegenstellingen. Hieronder heb ik een lijstje dat zeker met heel veel andere voorbeelden uit de Bijbel aangevuld zou kunnen worden. Waar mensen geneigd zijn om de éne kant van het verhaal sterk te benadrukken, wil ik de ándere kant onderstrepen.

Tegen mensen die geloven dat ze op wieletjes de hemel kunnen binnenrijden, zeg ik: 'Doe goede werken!' Maar tegen mensen die geloven dat ze door goede werken de hemel kunnen verdienen, zeg ik: 'Door genade alleen!'

Laat ik een voorbeeld noemen. Tijdens mijn studententijd woonde ik een jaar bij een oude hospita in Nigtevecht in huis. Ze woonde in een soort herenhuis op de hoek van de Dorpsstraat. Dat huis paste goed bij haar. Ik heb haar echt leren kennen als een dame. Ze maakte indruk op mij. We keken samen in haar huiskamer naar de Champions League op dinsdag- of woensdagavond. Dat was het voorjaar van 1995 toen Ajax kampioen werd. Zij was fervent fan van Ajax. We genoten van het spel. Daarnaast hadden we af en toe een diepgaand gesprek over het geloof. Ook over haar persoonlijk geloof.

Ik was onder de indruk van haar als persoon, maar ook van haar geloof en de ernst waarmee ze dat beleed. Wat opviel was haar twijfel over de toekomst. Over háár toekomst. Ze was onzeker – en ook bang – voor de dood. Ze twijfelde over haar eigen leven, de oprechtheid daarvan, maar ze dacht eveneens aan haar zonden.

Ze was zich zeer sterk bewust van haar zondigheid. Ik vond dat verdrietig. Ik heb diverse malen geprobeerd om haar duidelijk te maken dat Gods genade zoveel groter is dan haar ‘slechte’ werken. Ik heb continu ingezoomd op Gods genade op Golgotha. Ik praatte niet met haar over haar zonden, maar ik accentueerde keer op keer de genade. Ik tekende de situatie uit. Ik tekende een (mols)hoopje zonde en een hele grote berg van genade. De zonde was haar wel duidelijk, maar de genade van God in Christus, díe zag ze niet. Of in elk geval onvoldoende. Wellicht had ik bij een ander persoon – iemand die heel erg goed en groot over zichzelf dacht - de zonde wel als berg getekend en benadrukt in de gesprekken.

Daarom gebruik ik de waarheden uit de Bijbel – die erop zich beide zijn en die beide rechtgedaan moeten worden – in de context waar ze toegepast moeten worden.
Dan nu mijn rijtje van waarheden die er beide mogen zijn, maar waarbij de éne in een bepaalde context wellicht overbenadrukt moet worden:
1) Tegen mensen die geloven dat ze op wieletjes de hemel kunnen binnenrijden, zeg ik: 'Doe goede werken!' Maar tegen mensen die geloven dat ze door goede werken de hemel kunnen verdienen, zeg ik: 'Door genade alleen!'
2) Tegen mensen die zeggen 'Eens gered, altijd gered!' zeg ik: 'Bewerk u redding met vrees en beven!' Maar tegen mensen die denken dat ze nog verloren kunnen gaan, zeg ik: 'Want het is God die in u werkt, beide het willen en het werken!'
3) Tegen mensen die zeggen: 'God heeft jou niet nodig!' zeg ik: 'God kan niet zonder mensen en daarvoor heeft Hij vrijwillig gekozen!' Maar tegen mensen die zeggen: 'God heeft mij nodig!' zeg ik: 'God heeft jou helemaal niet nodig, Hij gebruikt net zo lief iemand anders!'
4) Tegen mensen die zeggen: 'Ik kan niet gemist worden!' zeg ik: 'Jij bent niet onmisbaar. Er zijn vele anderen!' Maar tegen mensen die zeggen: 'Ik ben overbodig. Voor mij tien anderen!' zeg ik: 'Jij bent broodnodig. Jij kunt niet gemist worden!'
5) Tegen christenen die zeggen: 'Ik doe het geweldig!' zeg ik: 'Check het nog even, want zonder Hem kun je niets doen!' Maar tegen christenen die zeggen: 'Ik doe het nooit goed!' zeg ik: 'Het is goed! Het is volbracht!'

Dat heet pas contextuele theologie.

Koert Koster schreef het boek 'Geef Mij je angst'. Klik hier voor meer informatie.

Start het gesprek

Alleen cvandaag Premium leden kunnen reageren op artikelen. Word ook cvandaag Premium lid, praat mee en geniet van nog veel meer voordelen!
Bekijk alle voordelen Inloggen