Volgens de politie van het eiland Ganghwa worden de Amerikanen verdacht van het overtreden van de zogeheten wet op rampenbeheer. Deze wet is bedoeld om rampen in allerlei vormen te voorkomen. De actie kan geïnterpreteerd worden als een potentiële milieuramp of een veiligheidsrisico als het de verhouding tussen Zuid-Korea en Noord-Korea op scherp zet. 

De  Amerikanen zouden de flessen vanuit een boot in zee hebben gegooid, in de hoop dat deze zouden aanspoelen op Noord-Koreaanse stranden en daar gevonden worden. 

Het is niet bekend wat er op de USB-sticks stond. Eerder gebruikten christelijke organisaties dergelijke middelen om onder meer Bijbelmateriaal en mensenrechteninformatie over de grens te smokkelen. De actie is niet uniek. Al jaren proberen christelijke zendelingen en mensenrechtenorganisaties via flessen of ballonnen de gesloten grenzen van Noord-Korea te doorbreken. Vaak riskeren zij daarbij arrestaties of boetes. Anne van der Bijl, de inmiddels overleden oprichter van Open Doors, smokkelde in het verleden ook talloze Bijbels Noord-Korea binnen. 

De Zuid-Koreaanse overheid stond deze praktijken tussen 2021 en 2023 expliciet niet toe, uit angst voor escalatie met het buurland. Hoewel het Zuid-Koreaanse Constitutionele Hof in 2023 een verbod op deze activiteiten afwees - vanwege de beperking van de vrijheid van meningsuiting - neemt de huidige regering onder president Lee Jae Myung opnieuw afstand van deze campagnes. “We willen geen onnodige provocaties richting het Noorden", liet de president eerder weten.

In Noord-Korea is het bezitten van een Bijbel strafbaar en worden christenen zwaar vervolgd. Open Doors schat dat er tienduizenden christenen in Noord-Koreaanse strafkampen zitten vanwege hun geloof.

De zes Amerikanen worden momenteel ondervraagd. Het is nog onduidelijk of zij vervolgd zullen worden of het land moeten verlaten.