Dirk-Jan Bierenbroodspot verruilde toga voor camouflagepak: "Twijfel is voor mij: het onbekende durven aangaan"

"Nét uit m’n werk”, verklaart Dirk-Jan Bierenbroodspot (45) als hij de voordeur opent in militair tenue. In 2023 stopte hij als gemeentepredikant en werd hij geestelijk verzorger bij Defensie. Tijdens de diepgaande gesprekken die hij daar heeft, komt het onderwerp ‘twijfel’ geregeld langs. "Soms kun je alleen maar naast iemand in de modder gaan zitten.”
"Zeg maar gewoon Dirk-Jan, die achternaam is veel te lastig”, lacht de uit een oud schippersgeslacht voortgekomen dominee. "Ik maak er geregeld grapjes over in mijn werk: een beetje zelfspot doet wonderen om het ijs te breken.”
Waarom studeerde je theologie?
"Niet omdat ik als kind al dominee wilde worden, maar levensvragen interesseerden me van jongs af aan. Ik groeide op in Tholen, Zeeland. Stevige Biblebelt. Maar daar waren we thuis niet van. Als ik als zevenjarige tussen de middag thuiskwam, vertelde ik enthousiast over bijbelse geschiedenis. Mijn moeder stelde dan vragen. Bijvoorbeeld of ik dacht dat de wereld in zes dagen geschapen was of dat het anders kon zijn.” Lachend: ,,Ze bracht me eigenlijk vakkundig in mijn eerste geloofscrisis, zodat ik een eigen mening leerde vormen over wat ik hoorde. Zelfstandig leren nadenken was kenmerkend voor mijn geloofsopvoeding.”
Later werd je eerst psycholoog en toen dominee?
"Eigenlijk wilde ik geestelijk verzorger worden in de psychiatrie. Hoe dat kwam? Rond mijn achttiende was ik kerkelijk op zoek. Op onze jeugdclub kwam toen de geestelijk verzorger van psychiatrisch ziekenhuis Vrederust, Ruud Jellema, vertellen over zijn werk. Hij nodigde ons uit voor de zondagsdienst. Ik ben gegaan en bij het uitdelen van het avondmaalsbrood zei hij: ‘Dirk-Jan, fijn dat je er bent.’ Dat was precies wat ik toen nodig had! Het heeft me eigenlijk ook een beetje binnen de kerk gehouden. In mijn psychologiestudie miste ik de zingeving – en zo kwam theologie in beeld. In Vrederust, waar ik geregeld bleef komen, grapten Ruud en ik weleens dat ik hem daar later zou opvolgen. Op Vrederust lopen mensen rond met een dijk van een geschiedenis. Met heel veel van hen ging het niet echt goed in het leven. Die mensen hebben mijn hart gestolen.”
Hoe komt dat?
"Goede vraag… Ik denk dat het te maken heeft met waarom ik nu ook zo op m’n plek ben bij Defensie. De mensen zijn er heel puur, heel eerlijk en soms heel kwetsbaar. Bij mij draait het in het kerk-zijn en geloven om de rafelranden van het leven. Zelf houd ik van humor, maar ik kan ook enórm zwaar op de hand zijn. Dat tiktakt heen en weer. Misschien herken ik daarom iets van mezelf bij kleurrijke mensen. Die vind je zowel binnen de psychiatrie als binnen de krijgsmacht, al zijn het twee totaal verschillende werelden. Mogelijk herken ik daar meer dan in keurige burgerlijke gemeentes waar het in het algemeen best goed gaat met mensen – uitzonderingen daargelaten.”
Toch werd je eerst gemeentepredikant.
"Dat heb ik jaren met plezier gedaan. De omslag kwam toen mijn schoonvader, die bij Defensie heeft gewerkt, me aanraadde daar te gaan kijken. Ik zei: ‘Dat is toch niks voor mij, daar pas ik helemaal niet!’ Zijn antwoord was: ‘Je hoeft alleen maar goed te kunnen begrijpen en luisteren. En dat kun jij.’ Uiteindelijk heb ik gesolliciteerd.”
Wat heeft Defensie gemeen met de psychiatrie?
"Binnen de krijgsmacht zijn mensen duidelijk niet psychotisch of heel erg depressief, maar militairen zijn wel heel direct en alert. Ze hebben er een zesde zintuig voor of je te vertrouwen bent of niet. Daar zijn ze op getraind en het heeft te maken met veiligheid, maar ook met ‘wie gaat mij begrijpen?’ Er is een wereld binnen de poort en eentje erbuiten. Militairen hebben vaak het gevoel dat mensen vanbuiten niet helemaal snappen wat er binnen speelt.”
Word je in je werk veel met twijfel geconfronteerd?
"Ja, maar bij Defensie weer op een andere manier dan in de gemeente. In de kerk ging het meer om theologische twijfel dan om emoties: ‘Bestaat God?’ bijvoorbeeld, of ‘Ik ben het niet meer eens met mijn gereformeerde opvoeding.’ Daar praatten we dan over. Tijdens corona, toen veel ouderen eenzaam waren, kreeg ik vragen als: ‘Ik heb altijd geloofd dat God voor me zorgt, maar waar is Hij nu?’
Bij Defensie krijg ik andere vragen. Vaak zijn relatieproblemen reden om langs te komen, maar zit het eigenlijke probleem dieper. Bijvoorbeeld: ‘Mag ik er wel zijn? Ben ik wel goed genoeg?’ Dat kan te maken hebben met de vroegere thuissituatie, de normen en waarden daar – of het gebrek daaraan. Er schort iets aan het basisgevoel van veiligheid. Defensie is een organisatie die deels heel veel structuur en orde biedt. Dat heeft aantrekkingskracht op mensen die juist daarin weleens tekortgekomen zijn, al geldt dat gelukkig echt niet voor iedere militair. Er gebeuren wondertjes als mensen zich aan dat gevoel van ‘er niet mogen zijn’ weten te ontworstelen. Mijn rol is daarin beperkt, hoor, geploeter in de modder: uiteindelijk moeten mensen het zelf doen. En soms kun je alleen maar naast iemand in die modder gaan zitten.”
Blijkbaar is daar behoefte aan?
"Mensen beginnen, vaak met hun jas nog aan, hun verhaal te vertellen: het zit hun hoog. Dat is ook militairen eigen hoor, ze komen graag snel tot de kern. Er is sowieso vooraf wel schroom om bij de dominee langs te gaan, angst om ‘bekeerd’ te worden. Maar ik ben er erg voor om gewoon een goed gesprek te voeren: over wie je bent, wat je bezighoudt, wat je angsten, twijfels en zorgen zijn. En natuurlijk óók waar het plezier en de vreugde zitten. Dit is de manier waarop ik stiekem eigenlijk altijd gevonden heb dat we gemeente moeten zijn: dat er ergens een plaats is waar je naartoe kunt om de dingen eens op een rijtje te zetten en stil te staan bij je diepste drijfveren.”
Ervaar je zelf (geloofs)twijfel?
"Ik moet ook zelf elke keer weer opnieuw ontdekken wat die oude bijbelverhalen me te vertellen hebben. En soms – dat zeg ik in alle eerlijkheid – zeggen ze me niet zo veel. Maar als ik ze lees, gaat het wel steeds opnieuw over mensen die op kruispunten staan in hun leven, waar het letterlijk erop of eronder is. Dat is voor mij de waarde van het bezig zijn met die verhalen: het zoeken van zin. In de Bijbel wordt keihard gezocht en ook vaak gevonden, maar niet op een mooie, gepolijste manier – net als in de psychiatrie en binnen Defensie. Ik houd van die rauwheid, denk ik. In de gesprekken gaat het er uiteindelijk om dat mensen gezien worden en dat er misschien ergens iets van hoop mag zijn. Waar durf je nog op te hopen, tegen alle verwachting in?”
Wat is voor jou een houvast? Wat weet je zeker?
"Geloof heeft voor mij iets te maken met een fundamenteel vertrouwen van aanvaard zijn, goed zijn zoals je bent. Het grote bijbelse verhaal is voor mij de uittocht uit Egypte. Dat valt niet voor niets samen met het paasevangelie, Pesach. Daarin staat bevrijding centraal. Het oude van je afschudden, het onbekende aangaan. Als je in alle vrijheid durft te twijfelen, durf je verder te kijken dan wat bekend en vertrouwd – en soms benauwend en knellend – is. Leer staan, leer leven met open handen, leer leven van het mysterie. Je hoeft niet alles te kunnen begrijpen. Leer misschien maar eens wat meer twijfelen, want je hoeft het niet allemaal dichtgetimmerd te hebben.”
Praatmee