Elias haatte Joden, tot hij ontdekte dat hij zelf Joods is
Elias groeit niet op als moslim, maar als Palestijns christen. Hij weet niets over zijn ouders, alleen dat hij als tweejarig jongetje door zijn vader naar de Westbank is gebracht. In het weeshuis leert hij dat de kerk nu Israël is en dat de Joden bij God hebben afgedaan. Op school leert hij dat je Joden mag (moet) haten. “Die haat zat heel diep”, vertelt Elias, “een goede Jood was voor mij een dode Jood en ik was zeker een terrorist geworden.”
Het leven in het weeshuis is zwaar: “Naast een streng regime met veel stokslagen, word ik ook seksueel misbruikt. Al snel haat ik ook de christenen.” Voor Elias staat God voor vernedering en een verkeerd soort liefde. Echte liefde voor Jezus ziet hij wel terug bij de priesters uit Latrun die elke week komen zingen. Dus als hij de kans krijgt om daarnaartoe te worden overgeplaatst, grijpt hij die met beide handen aan.
Alles is anders daar: Christus staat echt centraal. Eén ding is hetzelfde, want ook hier wordt Elias door een priester misbruikt. Het zet een dikke streep door zijn vertrouwen in mensen: “Naar mijn beleving waren Jezus’ volgelingen ronduit slecht. In die tijd haatte ik iedereen, en mezelf nog het meest.”
Naar Israël
Op zijn dertiende vlucht Elias weg naar het ‘grote boze Israël’. Hij komt terecht in Haifa in het katholieke House of Grace, een opvang voor voornamelijk daklozen en verslaafden. Daar wacht hem een enorme schok, want Joden en Arabieren wonen hier samen! Zijn kamergenoot is een Israëli: “De eerste week heb ik nauwelijks geslapen, omdat ik doodsbang was dat de Jood ’s nachts mijn keel zou doorsnijden.”
Geleidelijk landt bij Elias het besef: Joden zijn niet alleen maar slecht en moordenaars. En ook: klopt het wel wat mij is verteld over hen en de God van Israël?
Bekijk het verhaal van Elias:
Ben jij jahoed?
Elias is 16 jaar als hij samen met een vriend als tolk zijn ID-kaart gaat ophalen. Bij controle van de kaart worden de ogen van zijn vriend almaar groter. “Ben jij jahoed (Arabisch voor Joods)?” vraagt hij verbaasd. “Nee, natuurlijk niet, zegt Elias geschrokken, “ik ben Palestijns.” De ambtenaar belooft het uit te zoeken en de fout te corrigeren. “Als we weer komen, draait ze alleen het beeldscherm om en wijst naar mijn moeders naam: Sarah Cohen. Hoe Joods wil je het hebben! Volgens de Israëlische en rabbijnse wet was ik, Elias Maron, de Palestijnse Arabier van de Westbank, Joods!”
Na de eerste schok, bedenkt Elias dat zijn identiteitskaart niets meer is dan een noodzakelijk papiertje. Diep in zijn hart blijft hij een Palestijn, maar dan nu wel één zonder geloof in God. Want het verlaten zijn door zijn moeder én zijn vader en de ‘liefdevolle’ opvang in het weeshuis hebben hem verhard: “Ik kon niet meer geloven in God als liefhebbende Vader!”
Een jood in Ramallah?
De jaren verstrijken. Elias ontmoet zijn vrouw, een Arabische christen. En dan is er op een dag post van de IDF: een oproep voor militaire dienst! Elias: “In Ramallah was er geen leuker tijdverdrijf dan stenen gooien naar de Israëlische soldaten. Wie raakte de meeste? En nu moest ik zelf in dienst!”
Elias kocht een ketting met een heel groot kruis eraan. Een Arabier, in Ramallah opgegroeid, alleen Arabischsprekend en ook nog katholiek; dat zou ze wel afschrikken, dacht hij.
Het liep anders. De druzische legerbeambte bekeek Elias’ ID-kaart en zei: “Jij zegt Joods te zijn, alleen Arabisch te spreken en te zijn opgegroeid op de Westbank? Denk jij dat we dom zijn bij de IDF? Wáár in Ramallah kun je overleven als Jood?” De officier gaf Elias de keuze: als deserteur naar de gevangenis of in dienst.
Een warm bad
Hoewel hij eerst erg bang is, ervaart Elias de IDF als een warm bad. Nog nooit had hij ergens bij gehoord: “Nu had ik een land, een vlag en werd ik met respect behandeld. Ik voelde me sterk; al kwam dat vooral door mijn geweer!” In de IDF leert Elias om te gaan met de Israëli’s. “Soms werd ik zelfs gevraagd voor de minjan (vereiste minimum van tien Joden voor een dienst). Ik werd steeds meer een Israëliër én een Jood.”
Maar in het leger leert hij ook om de Palestijnen te haten. In 1984 tijdens de Eerste Libanonoorlog vecht hij tegen de PLO-terroristen. Elias: “Het was een verschrikkelijk bloedbad. Van de 120 soldaten uit mijn unit overleefden er maar vier.”
Elias maakt in 1987 van dichtbij de Eerste Intifada mee, met de bomaanslagen en vele doden. “Ik wist dat de bomaanslagen het gevolg waren van leugens”, zegt Elias, “die ik zelf ook jarenlang had geloofd!”
In Ramallah staat hij tegenover zijn oude schoolmaten: “Vaak maakten ze met de hand een snijbeweging langs hun keel. Voor hen was ik een verrader. Hetzelfde overkwam me in Gaza. Maar het kon me niets schelen: ik was Joods én sterk!”
Trauma
Na drie jaar zwaait Elias af en beginnen de nachtmerries. “Als je iemand doodt, dan sterft er echt iets in je. Ik had zoveel mensen gedood en zien sterven”, vertelt Elias, “Ik voelde me schuldig en vroeg me af waarom ik nog leefde”. Om te vergeten gaat Elias heroïne gebruiken, en hij stort uiteindelijk helemaal in. Hij wordt gediagnosticeerd met een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS).
Ondanks zijn ziekte en verslaving trouwt Elias en krijgt hij drie kinderen. “Maar ik was een mislukking als echtgenoot en als vader. Na talloze afkickpogingen gaf mijn vrouw het op en scheidde ze van mij. Ik was niet te helpen.”
En dan heeft Elias niets meer; alleen nog zijn drugs: “Het leven op straat was verschrikkelijk. Al mijn geld ging op aan heroïne. En op een dag had ik zelfs daarvoor niet meer genoeg. Met heftige afkickverschijnselen wilde ik alleen nog maar dood. Midden op straat schreeuwde ik het uit: God, neem mijn leven, of wat dan ook, maar doe iets!”
"Volgens de Israëlische en. rabbijnse wet was ik, Elias Maron,. de Palestijnse Arabier van. de Westbank, Joods!".
Overwinning
De Heere hoort Elias, want al de volgende dag komt hij Freddy, een bekende uit het weeshuis tegen. Van hem hoort hij over House of Victory (Overwinning), een afkickcentrum van Teen Challenge.
Elias heeft niets meer te verliezen en meldt zich aan bij het centrum. Hier leert hij wie God echt is, en hoort hij over vergeving, genade en de onvoorwaardelijke liefde van de Heere Jezus. En die liefde ziet Elias ook terug in het gedrag van alle medewerkers: “Ze waren oprecht geïnteresseerd in Elias Maron, de Arabische Jood.”
Vandaag kan Elias vol overtuiging zeggen dat hij een liefhebbende Vader heeft, en dat Jesjoea echt alle haat kan wegnemen. Maar ook dat Hij de Enige is Die vrede kan bewerkstelligen tussen de Palestijnen en Israël. Niet de IDF, niet Hamas en ook niet premier Netanyahu; alleen de Messias.
Praatmee