De maat was vol: God beschermde Zijn volk Israƫl niet langer

God woont in het midden van het volk. Zo zijn ze getuigen van vele wonderen en overwinningen op vijandige volken. God sluit een nieuw verbond met hen, Hij zorgt voor hen en voedt hen. Toch vertrouwen ze Hem niet als Hij het volk toestemming geeft het beloofde land binnen te gaan. Voor straf moeten zij terugkeren naar de woestijn en een volgende generatie mag pas na veertig jaar onder leiding van Jozua KanaƤn binnentrekken.
Eindelijk kan God Zijn volk, Zijn weelderige wijnstok (Hos. 10:1) in Zijn land planten. Het is koning David die de grond op de berg Moria koopt en voorbereidingen treft voor de bouw van Gods huis, de tempel. Het is zijn zoon Salomo die de tempel mag bouwen op de berg Moria, de vaste woonplaats van God op aarde (2 Kron. 3:1). Wanneer de tempel gereed is en de ark van het verbond in het heilige der heilige is geplaatst, vult God Zijn huis met Zijn heerlijkheid, zichtbaar als een wolk. De dienstdoende priesters kunnen niet meer blijven staan, zo overweldigend heerlijk is Gods aanwezigheid.
Salomo kan het bijna niet geloven dat God werkelijk op aarde zou wonen, want zelfs de allerhoogste hemel kan God niet bevatten (1 Kon. 8:27). Salomo smeekt of God Zijn ogen op de tempel wil richten (vs. 29). God reageert op Salomo en belooft het huis te heiligen en er aanwezig te zijn. God zegt tegen Salomo dat hij het volk moet voorgaan in een oprecht leven voor Zijn aangezicht. Als hij dat niet doet zal God Israƫl uitroeien uit het land dat Hij hen gegeven heeft en zal Hij de tempel, Zijn huis, vernietigen en Israƫl zal bespot worden (1 Kon. 9: 1-9).
Om te lezen: psalm 80
De wachters over de wijngaard falen
God heeft Israƫl als een wijnstok geplant in de wijngaard KanaƤn (vs. 9-10). Daar mogen ze leven in een land overvloeiende van melk een honing. Ze mogen daar het leven met God vieren. En ze mogen vrucht dragen door een zegen te zijn voor andere volken (Ps. 80: 11-12).
Maar de parallel met de hof van Eden gaat opnieuw op als je ziet hoe de koningen en het volk ongehoorzaam zijn en ontrouw zijn in hun relatie met God. Van koning Salomo lees je dat hij de regels van God aan zijn laars lapt en vrouwen neemt uit andere volken. Voor deze vrouwen laat hij offerhoogtes plaatsen, zodat zij hun afgoden kunnen dienen. Ook Salomo verliest zijn hart aan afgoden (1 Kon. 11:1-8).
De geschiedenis van het volk Israƫl is een aaneenrijging van ontrouw, overspel, en losbandig gedrag (vs. 5). De woonplaats van God wordt niet goed bewaakt en bewaard. De mensen zijn niet tot zegen voor andere volken, maar maken God te schande. (Ps. 80:7; Hos. 10:1-10). God verwachtte dat het volk goede druiven zou voortbrengen, maar het brengt stinkende druiven voort (Jes. 5:2). Hij zendt profeten om het volk te waarschuwen en hen op te roepen zich te bekeren van hun foute levenswandel. Soms gaat het een tijdje goed, maar al snel keren ze zich weer af van God.
Uiteindelijk is de maat vol. Het volk wordt net als Adam en Eva uit de wijngaard KanaƤn verdreven. God slaat een gat in de muren van de wijngaard (vs. 13). Hij beschermt het volk niet langer tegen vijandige volken. De vijand plundert het land, vertrapt het volk en voert het weg uit het land. De weelderige wijnstok is afgekapt en met vuur verbrand (vs. 17). Israƫl wordt door vijandige volken in ballingschap genomen, eerst het noordelijk rijk en later ook het zuidelijk rijk. De tempel wordt verwoest en het land wordt bewoond door andere volken.
Eindigt het hier voor Israƫl, is dit het einde van de relatie tussen God en de mens? Dat zou je wel denken als je geliefde keer op keer overspel pleegt, je bedriegt en bij je wegloopt. Dan kan en wil je toch niet verder met hem of haar? God zal het nu toch ook opgeven?
NƩƩ, zegt God, nƩƩ, āIk zal Mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen, Ik zal niet terugkeren om IsraĆ«l te gronde te richten. Want Ik ben God, en geen mens, de Heilige in uw midden (Hos. 11: 9).ā De liefde en trouw voor zijn geliefde kind IsraĆ«l is zo groot, dat Hij hen niet opgeeft. Hij is rechtvaardig en zal hen straffen en in ballingschap laten voeren. Maar God is ook genadig, trouw en liefdevol en zal ooit het verbond met hen vernieuwen. Ze zullen weer een bloeiende wijnstok zijn en vrucht mogen dragen (Hos. 14:8-9). En een klein gedeelte van IsraĆ«l zal Hij na 70 jaar ballingschap doen terugkeren (Hos. 11:10-11).
Smaakt bovenstaand boekfragment van Joke van der Meij naar meer? Bestel hier dan het boek āLangs het tuinpad van mijn Vaderā.
Praatmee