Transgender: afwijking of niet? Een medisch-ethische reflectie
Schattingen zijn dat 0,7 procent van de mannen en 0,6 van de vrouwen lijdt aan een vorm van innerlijke spanning tussen hun genderidentiteit en hun biologische geslacht. Bij 1 op de 1500 mannen, en 1 op de 3000 vrouwen spreken we van genderdysforie, aangezien mensen hierdoor aanhoudend ongemak en lijden ervaren. De kans dat je in de kerk of in de klas iemand ontmoet, is dus heel erg klein, maar neemt wel toe. Op die stijging kom ik later in dit hoofdstuk terug. Onder mensen die lijden aan genderincongruentie zijn verschillende groepen te onderscheiden:
- Sommigen willen niet als iemand van het andere geslacht
gaan leven en ook geen medisch ingrijpen ondergaan - Sommigen hebben die wens wel, maar komen voor medische behandeling nog niet in aanmerking (kinderen, jongeren)
- Sommigen zijn verward over hun identiteit, op zoek
- Sommigen maken deel uit van een groep die een operatie
onderging en verder leeft als het andere geslacht - Sommigen hebben spijt van hun lichaamsverandering (transitie)
Psychische aandoening
Er zijn mensen die stellen dat genderdysforie biologisch bepaald is. Hier is echter geen overtuigend bewijs voor gevonden. Er is geen sprake van aantoonbare afwijkingen aan chromosomen of lichamelijke kenmerken. Ook biedt deze stelling geen verklaring voor het feit dat bij de grootste groep kinderen gevoelens van genderdysforie in de puberteit verdwijnen. Het gaat om een psychische aandoening die diep kan ingrijpen op onze identiteit en veel vragen kan oproepen. Wie ben ik? Aan welke verwachtingen van anderen kan en wil ik voldoen? Kan ik van geslacht veranderen? Wat zijn de mogelijkheden en risicoās? En wat betekent dit voor mijn relatie en seksualiteit? Voor een christen komen daar, en zeker niet als laatste, diepgaande vragen bij over God en geloof. Hoe ga ik om met mijn lichaam, geschapen en geschonken?
Afwijking of niet?
De normen en waarden die we hanteren, bepalen ook wat we een ziekte of een stoornis noemen. We kunnen genderdysforie opvatten als een medische, psychiatrische aandoening. Dit was tot ver in de twintigste eeuw de gangbare benadering in de medische wetenschap. Deze opvatting wordt echter steeds meer losgelaten, vooral door activisten en in de media. Wens is om het beeld van mensen met een psychische beperking, een aandoening, weg te nemen. Er gaan stemmen op om genderdysforie van zijn āziekteā-uitstraling te ontdoen. Zo zou psychologisch onderzoek transgenderpersonen ten onrechte een stigma geven. Zelfbeschikking zou zover moeten gaan dat je in alle vrijheid je eigen medische geslachtsverandering kunt kiezen. Je bent vrij van de natuur. Je transgender-zijn tot uitdrukking brengen wordt zo gezien als emancipatie. Maar doet deze benadering recht aan ieder die lijdt onder genderdysforie? De diepgaande, existentiĆ«le worsteling gaat niet zomaar weg. Ook bagatelliseert deze benadering de ingrijpende weg om het lichaam te veranderen.
Ik markeer hier heel kort intersekse, of DSD (Disorders of Sex Development): dan is er sprake van (vaak) genetische aangeboren afwijkingen waarbij bepaalde lichamelijke kenmerken anders zijn. Bij de geboorte is dan niet meteen duidelijk of iemand mannelijk of vrouwelijk is. Soms is een operatie medisch noodzakelijk of gewenst, soms niet. Waar vroeger met regelmaat werd ingegrepen op een advies van een arts op heel jonge leeftijd, wordt nu vaker gewacht met ingrijpen. Dan kan gesproken worden met het kind of de volwassene zelf en kan hij of zij zelf meebeslissen. Transgender en intersekse personen worden vaak als Ć©Ć©n groep gezien, maar het gaat om wezenlijk verschillende problematiek.
Bewuste rolverwisseling
Genderdysforie, zeker bij mensen met soms ernstige psychiatrische andere aandoeningen, roept veel vragen en ethische dilemmaās op. Genderdysforie kan al op jonge leeftijd voorkomen. Bij de meeste kinderen verdwijnt deze echter en is het van tijdelijke aard, zo concludeert Thomas Steensma, nu werkzaam bij de transgenderzorg van Amsterdam UMC, in zijn proefschrift. Hij adviseert daarom om bij prepuberale kinderen voorzichtig te zijn met een complete sociale rolwisseling, zoals een andere naam, kleding of haarstijl. Dankzij medische techniek is het mogelijk om het lichaam te veranderen met hormonen en operaties, om het op het andere geslacht te laten lijken. Bij een kind dat lichamelijk nog in ontwikkeling is, verloopt zoān transitieproces anders dan bij een volwassene.
Met de hormonale behandeling kan bij een kind/tiener de puberteit worden uitgesteld door puberteitsremmers, die verhinderen dat bepaalde hormonen worden aangemaakt in de hersenen. De ontwikkeling naar een mannen- of vrouwenlichaam wordt uitgesteld met de bedoeling dat het kind over transitie kan nadenken. Een uitgestelde puberteit is echter ook ingrijpend voor het kind en zijn omgeving. Ook blijkt het in de praktijk heel moeilijk om weer terug te keren naar het geboortegeslacht. Als de transitie wordt doorgezet, worden vervolgens hormonen van het andere geslacht gegeven en kunnen er operaties volgen. Naast jongeren zijn er ook volwassenen, met een volgroeid lichaam, die kiezen voor transitie. Het creƫren van een transseksuele identiteit vereist uitgebreide lichaamsaanpassingen: hormonale behandeling, chirurgie van geslachtsdelen, gezichtsvervrouwelijking, elektrolyse om lichaamshaar te verwijderen, stem- en houdingstraining, haartransplantaties en pijnbestrijding van restklachten. Er kan de noodzaak zijn van hersteloperaties. Dit alles uiteraard in de hoop en verwachting dat dit leidt tot minder lijden aan genderdysforie en een beter welzijn.
We moeten echter ook andere effecten onder ogen zien: wat volgt, is levenslange afhankelijkheid van medische zorg en hormonen. Er kan onvruchtbaarheid ontstaan of beperkingen en moeilijkheden bij seksualiteit. Ook na transitie blijven er gezondheidsverschillen en kan de behoefte aan psychische hulp blijven bestaan. Bij mensen met genderdysforie is ook een verhoogde kans op andere problematiek zoals autisme, abnormaal gedrag met sterke stemmingswisselingen (borderlineproblematiek) en psychosen. Vergeleken met de algemene bevolking komt ā ook na transitie ā vaker opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor en is het sterfterisico ongeveer twee keer zo hoog. Dat komt vooral door een verhoogd risico op hart- en vaataandoeningen, hiv-gerelateerde ziektes, longkanker en niet-natuurlijke oorzaken als zelfdoding.
Ik heb hier vrij feitelijk beschreven wat er komt kijken bij een transitie. Maar het gaat uiteraard over een zeer ingrijpend proces dat jaren kan duren. In de eerste plaats voor degene die het betreft, maar ook voor mensen in de directe omgeving. Daar zal ik nu bij stilstaan, om vervolgens ethische vragen te stellen. Kan en mag dit, een verandering van geslacht?
Mens in relatie
Hoe je door het leven gaat, heeft niet alleen gevolgen voor jezelf, maar ook voor anderen. Ook voor de houding van je omgeving ten opzichte van jou. Mensen die kampen met psychische problematiek hebben vaak te maken met een stigma. Dat is een negatief beeld dat we over de ander hebben. Door een stigma kan iemand zich belemmerd voelen hulp te vragen. Laten we ons dat bewust zijn! Hoe we omgaan met mensen, hoe we hen benaderen, hen betrekken of juist links laten liggen, met hen praten of over hen praten; we geven er signalen mee af. Het is daarom belangrijk om zorgvuldig te spreken met en over mensen met genderdysforie. Maar er is ook een andere beweging: mensen die genderdysforie niet zien als een ziekte, maar als een uitdrukking van je eigen identiteit, een uiterste vorm van vrijheid. Vragen die gesteld worden over genderdysforie kunnen dan zomaar opgevat worden als een aanval op de eigen, persoonlijke identiteit. Zeker in de sociale media verschijnen woorden als ātranshaatā of ātransfobieā wanneer mensen kritische vragen stellen bij genderdysforie of veranderende opvattingen over geslacht. Het verwijt van discriminatie ligt op de loer of wordt daadwerkelijk geuit.
Belangrijk is het om te erkennen dat spreken over geslacht en gender spanning oproept. Dat vraagt enerzijds om zorgvuldig woordgebruik om mensen niet te kwetsen, maar mag er anderzijds niet toe leiden dat zaken verbloemd of niet besproken worden. Genderdysforie raakt niet alleen de persoon, maar ook directe omstanders. Wat te denken van ouders van een meisje dat jongen wil worden? Van een puber die zijn puberteit remt, te midden van klas- en sportgenootjes? Van de vrouw die man wil worden, terwijl ze getrouwd is en moeder van kinderen? Psychische problematiek raakt Ɣltijd de omgeving, maar bij genderdysforie is er nog iets anders in het spel. De ander wordt niet alleen gevraagd mee te leven, mee te denken, mee te lopen, maar ook van opvatting te veranderen. Je hebt geen zoon meer, maar een dochter. Je bent niet meer getrouwd met je man, maar nu met een vrouw. Je papa wordt mama. Dat is diepingrijpend. Geliefden, vrienden of omstanders die dit niet mee kunnen maken, hebben daar het volste recht toe. Hun gevoelens, gedachten en opvattingen mogen er fundamenteel zijn en verdienen ook steun.
Christelijke ethiek
Genderdysforie heeft door de jaren heen de aandacht gehad in de christelijke medische ethiek. Ik denk hierbij aan de publicaties en uitspraken van de ethici prof. dr. W. H. Velema, prof. dr. J. Douma, prof. dr. H. Jochemsen en prof. dr. T. A. Boer. Ook verschenen er publicaties bij het Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut, de NPV (Nederlandse Patiƫntenvereniging) en bij CMF (Christian Medical Fellowship).
Voordat ik inga op medisch-ethische overwegingen en dilemmaās, stip ik slechts kort enkele Bijbelse bouwstenen aan, want in andere hoofdstukken van dit boek krijgen die uitvoeriger aandacht. We lezen in de eerste hoofdstukken van Genesis dat de mens geschapen is naar Gods beeld. āEn God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.ā Na Gods goede schepping, beschreven in de eerste twee hoofdstukken van Genesis, lezen we van de val in hoofdstuk 3. Vanaf nu loopt er een lijn van gebrokenheid en zonde door de Bijbel en door onze levens heen. De weg van de Bijbel is die van schuld en verzoening, beloften en geboden, worsteling en dankbaarheid, lijden en heling. En boven dit alles wijst de Bijbel de weg naar Christus, de grote Heelmeester. In een christelijk perspectief zullen al deze elementen aan de orde moeten komen. Alleen op die manier doen we recht aan gelovigen die worstelen met transgender en hun directe omgeving.
Ethische normen gaan over goed en kwaad, over wat we behoren en niet behoren te doen, wat verantwoord is en wat niet verantwoord is. Eigenlijk draait het om de vraag: Wat is goed? Die vraag stellen we ons meerdere keren per dag, bij talloze kleine keuzes. Maar die vraag stellen we ook bij grote beslissingen waarbij we beseffen dat ze van invloed zijn op ons verdere leven. Een ethische vraag kenmerkt zich door horizontaal recht te willen doen aan onszelf, de ander, de dingen en de verbanden. Maar ook verticaal is er een vraag: Wat is de geopenbaarde wil van God? We kunnen het ervaren als een puzzel, een zoektocht. Het kan ons helpen om voors en tegens op te schrijven, maar dan nog beseffen we dat elk argument een ander gewicht kan hebben. Kortom, een ethische vraag is zelden makkelijk te beantwoorden.
Bovenstaand fragment van drs. Elise van Hoek-Burgerhart is afkomstig uit het boek 'Transgenderisme in Bijbels perspectief'. Ieder hoofdstuk sluit af met een aantal gespreks- en discussievragen. Klik hier om het boek te bestellen.
Praatmee