Aangeraakt na mijn preek
Van de week vroeg ik voorzichtig aan een vriendin of ze een knuffel wilde. Vanwege de hoge coronacijfers was zij terughoudend. Net zoals een andere vriendin een dag later: ādoe maar een elleboogā.
Op zondag begroet ik voor de dienst allerlei mensen met een elleboog. Of met een zwaai op anderhalve meter afstand. Na de zegen stap ik het podium af en praat ik na met een van de bandleden. Opeens voel ik van achteren - zonder dat ik kan zien wie hij is - een paar armen om me heen die me een knuffel willen geven.
Ik probeer de omhelzing te ontwijken door me klein te maken. āHo, ho, ho!ā stribbel ik tegen. āIk wil je alleen maar bedankenā, zegt hij. āMaar ik vind dit helemaal niet fijn!ā zet ik kracht bij. Ik probeer me nogmaals uit deze ongemakkelijke pose te wurmen en sta vervolgens oog in oog met de onbekende man. Ik heb hem zelfs tijdens mijn preek niet in het vizier gehad, terwijl ik dan toch altijd goed rondkijk. Ongelovig staar ik hem aan. āIk wil je graag laten weten dat ik heel blij ben met je preek!ā zegt hij. Ik sta op adem te komen. āIk schrik me naar! En zĆ©ker na bijna twee jaar social distancing!ā reageer ik. Waarom ik juist dat zeg, is me achteraf een raadsel. Ook vĆ³Ć³r corona zou ik me rot zijn geschrokken. Hij hoort een spreker niet de stuipen op het lijf te jagen met - zoals ik het in ieder geval beleef - grensoverschrijdend gedrag. De kerk moet een heilige en veilige plek zijn waar je op een verrassende manier wordt aangeraakt door Gods Woord en zijn Geest, maar niet op een ongewenste manier door een van zijn kinderen.
Op dat moment kan ik het allemaal niet bedenken. Ik ben stilgevallen. Hij geeft toe dat hij inderdaad wat vrijpostig is, maar dat dit zijn manier is om zijn blijdschap te uiten. āDie blijdschap zie ik en aanvaard ikā, zeg ik. Het woord āongepastā ligt voorop mijn tong, maar ik zeg het niet. Ik heb net twintig minuten gepreekt zonder op mijn briefje te spieken, maar nu heb ik geen tekst.
Hij loopt verder. Ik sta een beetje stompzinnig te lachen, van de zenuwen en de schrik. āIk ben flabbergastedā, zeg ik hoofdschuddend tegen het bandlid. Ook een beetje geschrokken vraagt hij: āGaat het?ā Tuurlijk gaat het, denk ik op dat moment. Het was zichtbaar voor iedereen. En ach, hij bedoelde het toch goed? Hij wilde juist zijn dankbaarheid uiten.
Een paar uur later besluit ik dat ik het hier toch niet bij wil laten. Ik wil zijn nummer achterhalen om zo nodig een preek af te steken over de impact die het op mij had. Gelukkig is hij me vĆ³Ć³r. Hij stuurt zelf al een mail met excuses. Ik besluit alsnog te bellen. Mijn preek is niet meer nodig. Na een mooi gesprekje - waarin we zelfs samen om de hele consternatie lachen - concludeert hij dat hij uiteraard volledig verantwoordelijk is voor zijn stomme actie, maar tegelijkertijd dankbaar is hoe de Geest hem vervolgens wijst op deze les. Opgelucht haal ik adem. Hij snapt mijn schrik, ik snap zijn beweegredenen. Het ongemak is de wereld uit.
Ik hoop dat hij de volgende keer weer onder mijn gehoor zit en opnieuw wordt aangeraakt. Ik zou het zelfs leuk vinden als hij me opnieuw begroet. Graag met een elleboog.
Paulien Vervoorn is spreker, trainer en auteur en eigenaar van Geloofwaardig Spreken. Deze blog van Paulien Vervoorn verscheen op 5 februari als column in het Nederlands Dagblad en haar website.
Praatmee