Ik heb een vraag voor opperrabbijn Jacobs en Christenen voor Israƫl

Met veel belangstelling en plezier volg ik de dagboeken van opperrabbijn Jacobs op CIP.nl. Met hem en het Christenen voor Israƫl (CvI) sta ik helemaal achter Israƫl. En het bevreemdt mij dat de Raad van Kerken zich niet meer bewust is van de bijzondere positie van Gods volk.
Zij zijn ā volgens Gods belofte ā terug in het land dat Hij aan hen schonk via hun voorvader Abraham. De Palestijnen hebben zichzelf lelijk in de vingers gesneden door het Joodse volk het recht op een eigen staat te misgunnen. De oorlogen om IsraĆ«l het land uit te werken hebben ā mede dankzij Gods bewaring ā averechts gewerkt voor de directe omgeving. De Joodse staat heeft meer grondgebied gekregen en kan niet verplicht worden dit zomaar terug te geven. IsraĆ«l is Gods volk. Ook christenen uit de Palestijnen doen er verstandig aan de uitverkiezing van het Joodse volk te erkennen.
Ik begrijp de onvoorwaardelijke liefde van het CvI voor IsraĆ«l. Ik kan dit alleen maar toejuichen. Eerlijk gezegd zou ik niet goed weten hoe vanuit een christelijke achtergrond beter de gevoelens van verbondenheid en solidariteit met het Joodse volk tot uitdrukking zouden kunnen worden gebracht. Ik vind deze organisatie een sieraad voor het christelijke volksdeel. Men kan ā gelet op wat de Joodse gemeenschap in het eens christelijke Europa overkomen is ā alleen maar verwonderen dat deze organisatie zoān hartelijke band onderhoudt met de Joodse gemeenschap in Nederland en in IsraĆ«l. Tegelijkertijd verdient het het grootste respect dat de Joodse gemeenschap in personen zoals opperrabbijn Jacobs een vriendschappelijke band opbouwt met een organisatie als het CvI. Het zou heel begrijpelijk zijn wanneer de Joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog voorgoed genezen zou zijn van vriendschappelijke gedachten in de richting van het christelijk geloof en hun belijders. Kortom, het is een kostbare maar breekbare relatie.
Vraag aan de opperrabbijn Jacobs
Toch heb ik een vraag aan het CvI en ook aan de opperrabbijn Jacobs. āWaarom worden wij ā mensen met een christelijke achtergrond ā niet in staat gesteld om met het Joodse volk over de Tenach te spreken?ā Wij hebben de Tenach gemeen. De christelijke kerk heeft de canon van de Tenach ā vastgesteld door de Joodse gemeenschap 100 na Christus in Jamnia ā onverkort overgenomen. Om allerlei redenen zou ik het gesprek toejuichen. Wij zien de Tenach zijn handen uitstrekken naar de komst van de Messias. Als christenheid zeggen wij dat deze in de Persoon van Jezus Christus is gekomen. Hoe kijken mensen met een Joodse achtergrond ā onze oudere broeder ā naar de uitspraken van God in de Tenach over de toekomst? Persoonlijk ga ik regelmatig naar bijeenkomsten van het CvI waar rabbijnen spreken. We luisteren naar uw verhaal. Op die manier raken we enigszins vertrouwd met de Joodse manier van denken en Bijbeluitleg. Mijn vraag is: āZou u ook naar ons verhaal willen luisteren? Kunnen we erover praten?ā Ik kan me voorstellen dat niet ieder mens met een Joodse achtergrond voldoende onderlegd is voor zoān gesprek, maar een rabbijn toch wel? Of vindt rabbijn Jacobs dat christenen het recht om met hun Joodse volksgenoten over Jezus te praten, voorgoed verspeeld hebben?
Vraag aan het CvI
Het lijkt er op dat de combinatie van met Joodse mensen een hartelijke band opbouwen ā Ć©n praten over Messias Jezus ā niet goed werkbaar is. Ik kan dit goed begrijpen, maar tegelijkertijd plaatst het ons voor een groot dilemma. De vraag dringt zich op: āHebben wij als christenen niet de morele verplichting om met de Joodse gemeenschap over Jezus Messias te praten?ā Ik wil daarbij de terughoudendheid in acht nemen die we ook bij de Heer Jezus zien. Jezus heeft een houding van ādat Hij iedereen het goede nieuws gunt, maar wanneer mensen er niet van gediend zijn, trekt Hij Zich terug.ā
Mattheüs ziet hier een vervulling in van een Jesaja-profetie. En Jezus gebood hun streng dat zij niet bekend zouden maken Wie Hij was, opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet Jesaja toen hij zei: Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen. Hij zal niet twisten en niet roepen, en ook zal niemand Zijn stem op de straten horen. Het geknakte riet zal Hij niet breken en de walmende vlaspit zal Hij niet doven, totdat Hij het oordeel uitvoert tot overwinning - Mattheüs 12:16-21. En op Zijn naam zullen de heidenen hopen. Deze verzen worden uitgeschreven op het moment dat Jezus botste met de Joodse leiders. Ook bij de Heer zien we een respectvol omgaan met Zijn volksgenoten. Dat moeten wij ook doen, zeker. Maar de Heer heeft wel het doel om Zijn eigen omgeving te bereiken. Is diezelfde intentie bij ons aanwezig?
Drs. Gerard de Lange is emeritus-predikant binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Klik hier om zijn website te bezoeken.
Praatmee