‘Alleen God kan ons nog redden’ = geen plan B

"‘Alleen God kan ons nog redden’ – zo luidt de titel van de biografie van de oud-senator van de ChristenUnie, prof. Egbert Schuurman. Op deze plaats geen bespreking van dit rijke boek met zijn treffende titel; wel enkele overwegingen naar aanleiding van deze levensbeschrijving," schrijft Piet Vergunst in De Waarheidsvriend.
"Ik ken niet veel publicaties met een titel als Alleen God kan ons nog redden, zeker als we bedenken dat het niet gaat om een boek van Calvijn, Spurgeon of Tim Keller. Wie deze titel boven zijn levensverhaal gezet ziet, is in zekere zin een onheilsprofeet. Ja, die benaming geldt Egbert Schuurman, al wil hij beslist geen cultuurpessimist zijn. Decennialang heeft hij als filosoof en lid van de Eerste Kamer in woord en geschrift uitgedragen dat de destructieve krachten van wetenschap en technologie slechts gekeerd kunnen worden door een terugkeer naar God, een terugkeer die samengaat met een onderwerping van de techniek aan de dienst van Gods schepping. Zijn overtuiging dat we alleen ín Christus wijsheid ontvangen om in onze samenleving te participeren, maakt dat deze titel prof. Schuurman recht doet.
Hopeloos
Graag zou ik de zes woorden vasthouden: ‘Alleen God kan ons nog redden’. Ze houdt me een spiegel voor, dagelijks. Het woordje ‘nog’ accentueert de hopeloze situatie van ons mensen, van de wijze waarop we de maatschappij samen vormgegeven hebben. En, is het in de kerk anders, al weten we daar van het normatieve van de geboden van God? Nee.
De boodschap mag daarom elke zondag van de kansel klinken: ‘Alleen God kan ons nog redden’. Het haalt een streep door een verkondiging waarin we als gelovige discipelen opgeroepen worden tot onze daden én brengt tot het gebed: ‘Heere, werkt U in en door ons!’ Degenen die in Hem blijven, zullen veel vrucht dragen.
Wie als ambtsdrager in een plaatselijke gemeente geroepen is, wie dienstbaar wil zijn voor de kerk als geheel, kan soms overvallen worden door een stapeling van berichten: hier een groep gemeenteleden die ontevreden is over de prediking en haar heil letterlijk elders zoekt, daar een predikant die zichzelf lijkt te zoeken of geen passie lijkt te hebben voor wekelijks onderzoek van het Woord, hier mensen die in ethisch of dogmatisch opzicht grenzen willen oprekken waarover God in Zijn openbaring duidelijk is, daar de ervaring dat ‘ik vind’ domineert boven wat ‘Hij zegt’. Juist gisteren kwam ik thuis en verhaalde over de loop van de dag. Het was in mijn gezin waar ik weer bij bovengenoemde les gebracht werd: ‘Maar je weet toch dat wij de kerk niet overeind houden.’ Ja, ik weet het: bidden en trouw zijn.
Laatste strohalm?
Ik weet het en leer het steeds opnieuw: alleen God kan ons nog redden. Die belijdenis is niet als een laatste strohalm, een plan B voor als we er zelf niet meer uitkomen. Ze is juist als een stevig koord, een beloftewoord, een houvast in mijn aanvechting of vertwijfeling, een rode draad in het Woord van God. Veelal zet Zijn reddende ingrijpen in met het woordje ‘Maar’, dat de verandering van perspectief inluidt, de omschakeling van onze omstandigheden naar Zijn handelen, dat altijd een handelen ‘in Christus’ is.
Neem Paulus, die de gemeente van Filippi vertelt over zijn vernedering en lijden, over gebrek en honger. Maar… God zal de gemeente en hem voorzien van alles wat ze nodig hebben, in heerlijkheid, door Christus Jezus.
Dwaasheid
In de maatschappij vindt men het bizar – Paulus spreekt in 1 Korinthe 1 over dwaasheid –, maar de gekruisigde Christus is de kracht van God, de wijsheid van God. Omdat Hij alleen redt, kan er niet gebouwd worden op een ander fundament. Als de apostel dit de gemeente voorgehouden heeft, spreekt hij daarna (1 Kor.4) over de dienaars van Christus, die hij ‘beheerders van de geheimenissen van God’ noemt. Zij dienen betrouwbaar te zijn door de vindplaats van heil aan te wijzen, de gemeente haar oog te laten richten op Jezus, Wiens Naam alleen al ons leert dat de Heere redt.
Ontspannen
Deze belijdenis is niet alleen een stevig koord, ze maakt ook ontspannen. Immers, het Woord van de Heere keert niet vruchteloos tot Hem terug, maar (Jes.55) het zal doen wat Hem behaagt. Opnieuw is dit waar dankzij Christus, dat weet Jesaja ook: door Zijn hand zal het welbehagen van de Heere voorspoedig zijn. Dán hoef je als werker in de kerk, als verkondiger van het Evangelie niet anders dan dicht bij Hem te blijven. Zo leggen we het kleed van de maakbaarheid af, zo oefenen we ons dagelijks in het leven voor Gods aangezicht, getrouw op de plaats waar Hij riep.
Dat alleen God ons redden kan, is ook veelzeggend voor mijn persoonlijke leven. Wat moeten we toch voor een Middelaar en Verlosser zoeken?, zo legde de catechismus ons de vraag in de mond. We komen uit bij ‘onze Heere Jezus Christus’, Die ons geschonken is tot verlossing en wijsheid. En we bidden het mee: graag in cursieve, schreefloze letter:
Om al mijn schuld, mijn zonden groot
ben ik bezwaard van harte.
Draag Gij die last mee in de dood,
o Christus, Man van smarte.
Sta bij Uw Vader voor mij in,
bid voor mij om een nieuw begin,
opdat, van alle last bevrijd,
ik mij verblijd
in ’t leven van de eeuwigheid."
Praatmee