Jos de Kock: "Genade is nodig voor een goede opvoeding"
‘Opvoeding is een speeltuin. Kinderen en opvoeders spelen samen in een werkelijkheid die groter is dan zij zelf zijn,’ schrijft Jos de Kock in zijn boek 'Opvoeden is gekkenwerk'. Volgens de godsdienstpedagoog kan het beeld van de speeltuin opvoeders helpen “om niet te vervallen in gearriveerdheid: alsof opvoeders er al zijn en kinderen nog onderweg zijn.”
Je schrijft dat opvoedadviezen mensen onzeker kunnen maken. Wat bedoel je hiermee en welk advies maakt ouders bijvoorbeeld onzeker?
"Dat komt in de eerste plaats doordat er zoveel opvoedadviezen gegeven worden,” maakt de auteur duidelijk. “En niet zelden zijn ze nog tegenstrijdig ook. Dat maakt je als opvoeder onzeker. En in de tweede plaats heeft dat te maken met het ideaalbeeld dat in veel opvoedadviezen schuil gaat. In mijn boekje laat ik een opvoeder aan het woord die daar heel precies de vinger bij legt, hij zegt: 'mensen lopen in de opvoeding van hun kinderen tegen vragen aan. Vervolgens zoeken ze naar antwoorden of hulp om zich heen. Maar daar worden ze geconfronteerd met een ideaalbeeld dat ze niet of nauwelijks kunnen vertalen naar hun eigen opvoedpraktijken. De lat ligt dus te hoog. En dit leidt weer tot meer onzekerheid.' Voorbeelden van dit soort adviezen zijn ‘je moet consequent zijn, ‘je moet je geduld bewaren en niet altijd in een keer resultaat verwachten’, ‘je kunt beter goed gedrag belonen dan het verkeerde bestraffen’. Maar in wezen schuilt in elk opvoedadvies het gevaar van die hoge lat.”
Hoe kan het beeld van een speeltuin opvoeders verder helpen?
“Een van de uitgangspunten die ik in het boek beschrijf is: 'Opvoeding is een speeltuin. Kinderen en opvoeders spelen samen in een werkelijkheid die groter is dan zij zelf zijn.' Het beeld van de speeltuin kan je als opvoeder helpen om zicht te krijgen op waar je nu helemaal mee bezig bent. Je kunt bezig zijn met opvoeden op een manier die vooral te maken heeft met het overdragen van inzichten aan je kinderen; moeder die wel even vertelt hoe je het handigst geld bespaart bijvoorbeeld. Je kunt ook heel erg gericht zijn op het laten zien van voorbeeldig gedrag; een vader die voortdurend laat zien hoe je de boel een beetje opgeruimd houdt in huis. Maar het beeld van de speeltuin laat zien dat opvoeding niet te vangen is in eigen inzichten en het goede gedrag van opvoeders. De werkelijkheid is groter en die wordt niet door kinderen beleefd door het aanhoren van hoe het leven in elkaar zit of door geïnteresseerd te kijken naar voorbeeldig gedrag. Die werkelijkheid wordt in opvoeding ontsloten doordat kinderen en opvoeders samen die werkelijkheid verkennen en ontdekken. Ik noem dat samen spelen: spel staat voor mij aan de ene kant voor plezier maken en veel leren tegelijk en aan de andere kant voor iets weerbarstigs: het levert soms teleurstelling op en het kan pijnlijk worden. Het beeld van de speeltuin kan opvoeders helpen om niet te vervallen in gearriveerdheid: alsof opvoeders er al zijn en kinderen nog onderweg zijn. Het beeld van de speeltuin daagt uit om je als opvoeder mee te verwonderen, om te blijven ontdekken en leren, door samen met kinderen de werkelijkheid steeds weer opnieuw te beleven.”
Wat is een veelvoorkomend misverstand over opvoeding?
“‘Misverstanden’ vind ik een groot woord; in mijn boek probeer ik wel een aantal gedachten over opvoeden kritisch te beschouwen. Het eerste hoofdstuk over opvoeden is een hoop gedoe, stelt bijvoorbeeld de gedachte ter discussie dat je als opvoeder controle hebt over de situatie. Ik stel daar opvoeding juist voor als overgave aan een werkelijkheid die een loopje met jou als opvoeder neemt en als overgave aan kinderen die meer grip op jou hebben dan jij op hen. En in het hoofdstuk ‘Offer’ bijvoorbeeld stel ik de vraag hoe verstandig en liefdevol het is om als opvoeder dicht bij jezelf te blijven. In dat hoofdstuk stel ik opvoeding voor als een offer: dat je jezelf als opvoeder geeft aan het leven van een kind. Dat is iets moois maar kan vaak heel frustrerend, pijnlijk of ontregelend zijn.”
‘Opvoeding is een hoop genade’, zeg je aan het einde van het boek. Wat bedoel je hiermee?
“Ja, zo heb ik bewust het boek willen eindigen, met de stelling: Opvoeden is een hoop genade – een kwestie van steeds weer opnieuw beginnen. In de eerste plaats doel ik hiermee op hoe opvoeders naar zichzelf kijken. Je bent niet altijd op je best en niet alles lukt in een keer: heb geduld met jezelf en geef jezelf steeds weer een nieuwe kans. Maar er is nog een tweede uitleg. In het boek schrijf ik: ‘de mensheid bewijst opvoeders een dienst door hen met genade te bejegenen’. Er zijn absoluut fouten van opvoeders die niet onbestraft gelaten mogen worden, maar ik wil er vooral dit mee zeggen: veroordeel (andere) opvoeders niet te snel op basis van ideaalplaatjes. En in de derde plaats bewijzen opvoeders kinderen een dienst met een voldoende dosis genade. Genade is nodig voor een gezonde ontwikkeling en dus belangrijk voor een goede opvoeding,” aldus Jos.
Praatmee