"Toen ik een jaar of acht was, viel er bij het uitgaan van de kerk vlak voor mij een vrouw flauw. Ze werd met een brancard afgevoerd. Het maakte zoān indruk dat ik sinds die tijd de kerk associeerde met onwel worden. En dus zat ik vaak zenuwachtig te draaien op mān stoel. Bang dat ik misselijk zou worden, dat ik flauw zou vallen."
Het boek gaat over de wereld waarin de mensen uit de bundel zijn opgegroeid: de kleine, afgeschermde wereld van de Gereformeerde kerken Vrijgemaakt.
Herman Wegter: "Ik zat altijd in mān āzondagseā kleren in de kerk. Als je fluisterde, werd er verstoord achterom gekeken. Als je al tijdens de dienst de kerkzaal uitliep om naar het toilet te gaan, wist je zeker dat de ogen van de halve gemeente in je rug prikten."
"Ik herinner me dat er een hele discussie was over de vraag of de ouderlingen en diakenen ook een blauw pak aan mochten in plaats van een zwart. Het tekent volgens mij wel een beetje de cultuur van deze kerk. Er waren geen bijzaken. Alles was belangrijk. De Waarheid was in beton gegoten. We wisten zelfs hoe God in elkaar zat."
"Ik realiseer me nu pas hoe slecht ik met mijn karakter paste in deze cultuur. Ik haat regelmaat en heb een hekel aan stilzitten. Ik ben een twijfelaar. Iemand die meer van vragen houdt dan van antwoorden. Nu pas stel ik de vragen die ik toen niet toeliet. Waarom is āde kerkā zo geworden? Dat formele, de sombere gezichten, de lange preken, de hapklare antwoorden en het weinige contact met de wereld buiten deze muren? Dit was toch niet het ideaal dat de eerste christenen voor ogen hadden toen ze samen baden, aten en iets probeerden te betekenen voor hen die het moeilijk hadden?"
Schuldgevoel
Herman Wegter kreeg in zijn jeugdjaren vaak een schuldgevoel in de kerk. Zoals die keer dat de vrouw van de dominee hem en haar zoon betrapte met een videoband die ze stiekem wilde gaan kijken. "En altijd dat brandende gevoel als ik iets zondigs deed. De angst dat net op dat moment de Here Jezus terug zou komen. En ik dan dus voor eeuwig verloren zou gaan."
k heb geprobeerd los te laten wat me in weg zat. Mijn schuldgevoel. De wrok over een kerk die me liet focussen op niet-essentiĆ«le zaken. Mijn angst om mān geloof te verliezen omdat ik dan naar de hel zou gaan. Het zeker willen weten wat De Waarheid is." Toch is Wegter dankbaar. "Ik ben dankbaar dat mijn ouders, ondanks alle moeite die ik er soms mee had, door hun geloof-zonder-twijfel, hun hemeltergende trouw aan de kerk en een gezonde dosis dwang er mede voor hebben gezorgd dat ik een gelovig mens ben. Dat door die naar schatting 1300 kerkdiensten die ik tot mān achttiende bijwoonde, ondanks alle ruis en bijzaken, God op mijn pad is gekomen." Hij voegt toe: "Ik ben er nog lang niet klaar mee. Maar ik ben wel op een punt gekomen dat ik kan zeggen dat, ondanks of misschien wel dankzij alles wat er gebeurd is, in mijn geloof drie woorden centraal staan."
"Ik ben vrij."
Praatmee