Christelijke feestdagen in onderwijs: ChristenUnie wil duidelijker signaal

De benaming van christelijke feestdagen in het hoger onderwijs blijft een zaak van de instellingen zelf. Dat schrijft demissionair minister Gouke Moes (OCW) in antwoorden op Kamervragen van de ChristenUnie naar aanleiding van de eerdere beslissing van de Hogeschool Utrecht (HU) om Kerst en Pasen niet langer bij naam te noemen. Volgens de minister is het niet aan de overheid om instellingen hierin te sturen.
Moes benadrukt dat onderwijsinstellingen ruime autonomie hebben in het vormgeven van hun kalender en inclusiviteitsbeleid. Hij vindt het wél belangrijk dat er op scholen en hogescholen open gesprekken worden gevoerd over religieuze tradities en identiteit. “Het is zeer wenselijk dat hierover dialoog plaatsvindt binnen de instelling”, aldus Moes. De minister zegt het belang van religieuze en culturele tradities mee te nemen in gesprekken met het onderwijsveld, maar ziet geen rol voor directe sturing vanuit Den Haag.
De minister erkent dat inclusiviteitsbeleid spanningen oproept: wat voor de één inclusief voelt, kan de ander juist als uitsluiting ervaren. Toch blijft hij benadrukken dat instellingen binnen de wet grote vrijheid hebben om hun keuzes te maken.
Reactie Mirjam Bikker
ChristenUnie-leider Mirjam Bikker zegt “dankbaar” te zijn dat de HU inmiddels heeft ingezien dat Kerst gewoon Kerst moet heten, maar vindt de reactie van de minister te terughoudend: “Ja, een hogeschool mag zelf kiezen, maar een minister mag best uitspreken dat Kerst en Pasen onderdeel zijn van onze samenleving en cultuur. In een hypernerveuze samenleving hebben we júíst behoefte aan geworteldheid.”
Volgens Bikker dreigt in de discussie rond inclusiviteit een “neutrale deken van niksigheid”, waarbij culturele wortels worden weggepoetst in plaats van erkend. De christelijke feestdagen dragen volgens haar bij aan hoop, vergeving en verbondenheid: waarden die in onderwijsinstellingen niet zouden mogen verdwijnen.




































Praatmee