Kwestie-Paul Visser legt pijnlijk patroon bloot: predikanten zijn geen managers

De gebeurtenissen rondom ds. Paul Visser in de Rotterdamse Maranathakerk zijn pijnlijk, maar helaas niet uniek. Een predikant die met toewijding en ernst zijn gemeente diende, wordt door een web van klachten en protocollen monddood gemaakt. Hij vertrekt met een stille trom, in waardigheid en zelfbeheersing, maar ongetwijfeld met een hart vol verdriet. En de gemeente blijft verweesd achter: catechisanten zonder hun herder, gemeenteleden zonder de stem die hen jarenlang onderwees.
Wie dit van buitenaf leest, kan denken: dit is een incident. Maar wie de kerk van binnenuit kent, weet: dit is geen uitzondering, maar een patroon. Waar protocollen de plaats innemen van een open gesprek, waar commissies beslissen over de loop van een predikantschap, daar gaat vroeg of laat de waarheid verloren.
Ik schrijf dit niet als buitenstaander. Ook ik, Jelte Alma, heb als predikant de pijnlijke weg van losmaking (2015) moeten gaan in Ameide-Tienhoven. Niet vanwege grove misstappen, maar omdat er spanningen leefden die niet te overbruggen waren. In die gemeente botsten twee visies die diep verankerd waren in de geloofsbeleving. Enerzijds was er een reformatorische flank die vasthield aan het zonde-model: de mens als rups, gevangen in zijn eigen verdorvenheid, altijd aangewezen op vergeving maar nooit werkelijk bevrijd. Anderzijds was er een evangelische flank die de nadruk legde op het vernieuwingsmodel: de mens in Christus als vlinder, bevrijd en nieuw, die zijn vleugels mag uitslaan.
Praatmee