Heeft de refogezindte een nieuwe Reformatie nodig? 12 christenen geven antwoord
Vandaag wordt in tientallen kerken de Reformatie herdacht. Sommige christenen zien vandaag de dag overeenkomsten met de tijd voor de Reformatie: dominees, ouderlingen en andere gezagsdragers nemen volgens hen een te prominente plaats in en het echte evangelie is alleen goed zoals zij het uitleggen. Ook de Bijbelvertaling (Statenvertaling) waar men uit leest is volgens hen gedateerd en is daarmee voorbehouden aan de mensen die het kunnen lezen en begrijpen. In het kader van Hervormingsdag reageren twaalf christenen op de stelling: ‘De reformatorische gezindte heeft een nieuwe Reformatie nodig!’
Bart Jan Spruyt, opiniemaker en publicist: ‘Het komt mij voor dat de reformatorische gezindte misschien wel een nieuwe Reformatie nodig heeft, maar dan niet omdat gezagsdragers een te prominente plaats zouden innemen en daarbij een te strikte Bijbelinterpretatie en het gebruik van de Statenvertaling zouden opleggen. Als er een nieuwe Reformatie nodig is, dan bestaat die in een terugkeer naar de kernboodschap van de Reformatie: de rechtvaardiging van de goddeloze.
Alleen al deze formulering roept, naar ik vrees, op heel veel plaatsen een gevoel van vervreemding op. Zij betekent dat de Reformatie op grond van de Bijbel heeft herontdekt dat ons heil alleen in Christus is gelegen, en dat dit heil van betekenis is voor goddeloze mensen. En goddeloos – zo ervaren wij onszelf niet meer. Wij zijn in eigen oog veelal verlangende mensen, die lijden onder ziekten en ander ongemak en onder een gevoel van zinloosheid. We hebben het dus te stellen met de gevolgen van de zonde, en niet met de zonde zelf. En dat komt weer omdat wij de heiligheid van God niet meer zo ervaren en niet meer beven voor de hoge eisen van Zijn wet. En daarom hebben wij het niet meer zo nodig om als goddelozen tot Christus te vluchten en ons alleen aan Hem toe te vertrouwen. Die bekering is de Reformatie die wij als leden van de reformatorische gezindte nodig hebben. De rest volgt dan vanzelf.’
Praatmee