Tegenstrijdige visies in het Oude Testament: een probleem?
Het Oude Testament is een bont geheel, met tegenstrijdige visies. Je kunt selecteren wat je het meeste aanspreekt en de rest buiten beschouwing laten. Maar zo doe je het Oude Testament geen recht en doe je jezelf tekort. Juist de onverwachte geluiden kunnen je aan het denken zetten.
Wie het Oude Testament een beetje kent, weet dat je er van alles en nog wat in kunt aantreffen: heel veel verhalende teksten, maar bijvoorbeeld ook allerlei leefregels, heils- en onheilsprofetieën, spreuken, psalmen en andere soorten poëzie. In het Nieuwe Testament is er zeker ook verscheidenheid, maar in het Oude Testament is de verscheidenheid nog een stuk groter.
Al die variatie is mooi en interessant, maar maakt het Oude Testament soms ook verwarrend. De vraag ‘Wat zegt het Oude Testament over …?’ is meestal niet in een paar zinnen te beantwoorden. Om maar een paar voorbeelden te noemen: Volgens een groot aantal teksten is de offercultus van wezenlijk belang, maar volgens andere teksten juist helemaal niet. En het is duidelijk dat God de God van Israël wil zijn, maar doen de andere volken er voor God net zo goed toe, of toch niet? En dan hebben we het nog niet eens over wat misschien wel de belangrijkste vraag is: Wie is God? In Als de goden zwijgen (1956) noemde de bekende theoloog Heiko Miskotte dat gebrek aan helderheid het ‘tekort’ van het Oude Testament.
Uiteenlopende stemmen
De Amerikaan Walter Brueggemann neemt in zijn boek Theology of the Old Testament (1997) die verscheidenheid juist als uitgangspunt. Hij wil aantonen dat de verscheidenheid niet alleen betrekking heeft op bijzaken, maar ook op de centrale vraag wie God nu eigenlijk is. Zelfs als het Oude Testament kort en bondig uiteen wil zetten hoe God is, lukt dat niet zonder tegenstrijdige kanten van God te schetsen. Dat zien we terug in Exodus 34 vers 6 en 7, waar God deze beschrijving van zichzelf geeft:
HEER, HEER, een barmhartige en genadige God, geduldig en rijk aan goedheid en trouw, die goedheid bewaart voor duizenden, die ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft, maar die zeker niet vrijuit laat gaan en de ongerechtigheid van de voorouders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.
De spanning tussen Gods bereidheid om te vergeven en zijn behoefte om ongerechtigheid niet ongestraft te laten is hier zo groot, dat vertalingen zoals de NBV21 kiezen voor een vrijere weergave die de tegenstelling verdoezelt. Brueggemann keert zich tegen zulke harmonisaties. Het positieve begin en het negatieve einde van de beschrijving staan voor twee belangrijke lijnen, die allebei veel vaker in het Oude Testament voorkomen. Die twee staan steeds op gespannen voet met elkaar en je kunt ze niet met elkaar verzoenen.
‘Claims’ over God
Volgens Brueggemann bevat het Oude Testament heel veel ‘claims’ over hoe God is. Al die ‘claims’ willen serieus genomen worden. Ze worden ook heel bewust naar voren gebracht. Het is niet vreemd dat bepaalde ‘claims’ populairder zijn dan andere. De beschrijving van God in Exodus 34 wordt - geheel of gedeeltelijk - geciteerd in andere delen van het Oude Testament, maar dan in de hoop dat vooral het eerste aspect van toepassing zal zijn, namelijk dat God barmhartig is en vergeeft (Psalm 86:15). Als Mozes pleit voor het volk, wijst hij God ook op de manier waarop Hij zichzelf beschreef. Vervolgens gaat God overstag en besluit Hij het volk te vergeven (Numeri 14:17-20).
Kennelijk benadrukt Exodus 34 vers 6 en 7 bewust ook de andere kant van God. Israël kon gaan denken dat je met de Barmhartige wel een loopje kunt nemen. Profeten als Jeremia waarschuwen daarvoor. Ze verkondigen dat het volk onheil over zichzelf afroept als het doorgaat op de ingeslagen weg. Dat waarschuwen gaat niet zonder slag of stoot: Jeremia komt in botsing met andere profeten. Zijn profetie is een geluid in de marge, maar niet veel later blijkt dat hij gelijk had: Jeruzalem wordt ingenomen door de Babyloniërs.
Protest
De boodschap dat het volk de ondergang van Jeruzalem aan zichzelf te wijten heeft kom je in het Oude Testament vaker tegen, bij de profeten, maar bijvoorbeeld ook in 2 Koningen en 2 Kronieken. En toch kun je ook daar geen dogma uit afleiden. Het komt te vaak voor dat het volk ontkent dat het de ellende verdiend heeft. Het protesteert tegen de overheersende theologie, maar vooral tegen God zelf. Een mooi voorbeeld is Psalm 44. In die psalm ontkent het volk glashard dat het de ellende die God aanricht aan zichzelf te wijten heeft: ‘Dit alles is ons overkomen; toch hebben wij U niet vergeten of uw verbond verloochend’ (44:18). Daarom is de toon in de richting van God ook verwijtend. Het volk ontkent dat het gebruikelijke spreken over God nog opgaat. Het werpt God zelfs voor de voeten dat Hij zit te dutten:
Word wakker, Heer, waarom slaapt U? Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig.(Bron: Psalm 44:24)
Een opmerkelijke uitspraak, zeker als je bedenkt dat volgens een andere psalm God niet sluimert en slaapt, maar juist over Israël waakt (121:4). Je kunt tegenwerpen dat je zo’n radicale uitspraak van het volk niet al te letterlijk moet nemen. Brueggemann vindt juist dat je de Bijbel onrecht doet als je de ene ‘claim’ wel serieus neemt en de andere niet. Als er staat dat God slaapt, moeten we die uitspraak rechtdoen. De bewering dat God niet slaapt maar juist waakt is net zo aanvechtbaar.
God laat zijn volk niet vallen
Nog een mooi voorbeeld: De profeten Jeremia en Ezechiël kondigen aan dat er na de verwoesting van Jeruzalem een einde zal komen aan alle ellende. God wil weer door met het volk. Toch zijn de theologische lijnen ook hier weer verschillend. Volgens Jeremia wil God Israël niet prijsgeven, omdat Hij nog steeds een hechte band voelt met zijn opstandige volk (zie Jeremia 31). Maar Ezechiël spreekt er op een heel andere manier over: God voelt absoluut geen band meer met het volk. Volgens Ezechiël is de enige reden waarom God een einde wil maken aan de ballingschap dat Hij bezorgd is over zijn eigen reputatie: ‘Niet om jullie doe Ik het, huis van Israël, maar om mijn heilige naam’ (Ezechiël 36:22).
Heen en weer
Al met al zien we dus ongelooflijk veel variatie. En die heeft geen betrekking op wat details in de marge, maar op de kern van het oudtestamentische spreken over God. Hoe moeten we al die verschillende stemmen beoordelen? Als ze zozeer uiteenlopen, kun je dan gewoon selecteren welke het beste bij je past en de overige buiten beschouwing laten? Kun je bepaalde stemmen misschien als onhoudbaar of verouderd terzijde schuiven?
Brueggemann is van mening dat alle ‘claims’ evenveel aandacht verdienen. Natuurlijk zijn er stemmen die je meer aanspreken. Maar het bijzondere is dat je geen van die stemmen los kunt weken uit het gesprek waarvan ze deel uitmaken. De stemmen veronderstellen elkaar. Ze verhouden zich tot elkaar. En ze verdienen het stuk voor stuk om serieus genomen te worden.
Waardering
Brueggemann legt verhoudingsgewijs veel nadruk op de oudtestamentische proteststemmen en het ongebruikelijke spreken over God. Dat doet hij met een reden. Eeuwenlang is er voor de afwijkende geluiden maar heel weinig aandacht geweest. De kerk had vaak voorkeur voor eenduidige verkondiging. Daardoor suggereerde ze dat de Bijbel met één stem spreekt.
Helaas ontstond zo de indruk dat je pas een ware gelovige bent als je de dominante stemmen napraat, zonder dat je daar kritisch over na mag denken. De proteststemmen laten volgens Brueggemann zien dat authenticiteit niet onder druk mag komen te staan, juist ook niet in het gesprek over God. We mogen zelf deelnemen aan dat gesprek en hoeven daarbij geen blad voor de mond te nemen.
Het doet denken aan wat Miskotte in Als de goden zwijgen aanduidt als het ‘tegoed’ van het Oude Testament. Als onderdelen van dat ‘tegoed’ noemt hij scepsis en opstand. Hij ziet het als een pluspunt dat het Oude Testament aan scepsis en opstand tegen God zo veel ruimte toekent, juist omdat ze herkenning oproepen bij zoekende mensen die kritisch staan tegenover al te stellige geloofsovertuigingen. De verscheidenheid kun je soms ervaren als een ‘tekort’, maar ze biedt juist ook nieuwe mogelijkheden!
Paul Sanders is Universitair docent Oude Testament aan de PThU. Bovenstaand artikel verscheen op de site van de PThU en is met toestemming overgenomen door Cvandaag.
Praatmee