De pandemie maakt moeders wanhopig
“Moeder zijn betekent dat je in elke situatie, altijd voor je kinderen zorgt. Dat je hen voorziet in wat ze nodig hebben en meer dan dat. Helaas kan ik dat niet.” Aan het woord is de Bengaalse Tribin, moeder van vier dochters (foto boven artikel). Ze werkte als dagloner op het land. Sinds de coronapandemie uitbrak, viel veel van dat werk weg. “Hoe meer ik nadacht over hoe ik het jaar door moest komen, hoe wanhopiger ik me voelde. Mijn gebed voelde krachteloos.”
Werk vinden is een nachtmerrie voor Tribin en haar man. Mensen die eerder in de stad baantjes hadden, zijn massaal naar het platteland getrokken. Daardoor is het aanbod van arbeiders groot. Dochter Chiring (6): “Mama gaat steeds op pad om werk te zoeken. Maar hoe erg ze haar best ook doet, het lukt niet, om werk te vinden. Terwijl mijn ouders op zoek gaan, let ik goed op mijn kleine zusje. Dat ze dicht bij mij in de buurt blijft.”
Onder druk
De situatie van Tribin is verre van uniek. Wereldwijd werken naar schatting 740 miljoen vrouwen in de ‘informele economie’. Ze verkopen bijvoorbeeld spulletjes op straat of werken als dagloner op het land. Werk dat door de pandemie en de lockdown onder druk kwam te staan of zelfs helemaal wegviel en daarmee ook de inkomsten. De impact van de crisis is enorm.
Geen onderwijs
Ook de last die de quarantaine-maatregelen met zich meebrengen ligt op de schouders van veel moeders. Dat de school gesloten is, heeft grote impact op het gezin van Tribin. Naast de twee jongsten moeten nu ook de oudste twee dochters thuis blijven. Werk zoeken valt niet te combineren met thuisonderwijs. Van hulp uit de gemeenschap is ook geen sprake meer vanwege social distancing.
Tribin maakt zich zorgen over de langetermijngevolgen voor haar dochters nu ze lessen moeten missen. Onderwijs zou haar dochters juist een ontsnappingsroute moeten bieden uit armoede. “Ik ben bang dat mijn kinderen, net als wij, als dagloners in de velden terecht zullen komen.”
Tribin geeft haar kinderen thuis les
Honger
De familie van zes overleefde door minder maaltijden te eten. Verder dronken ze hete chai om het hongergevoel te verdoven. De wekelijkse vleesmaaltijd stond al lang niet meer op het menu. In plaats daarvan at het gezin kalebas en bonen. “We zijn wel bang voor COVID-19, maar de kans dat we doodgaan van de honger is veel groter,” vertelt Tribin.
Godsgeschenk
De praktische hulp die geboden wordt vanuit het Compassion-project kwam dan ook als geroepen. “Het is meer dan we hadden durven hopen,” zegt Tribin glunderend. Het gezin ontvangt regelmatig een mand met linzen, eieren, olie en andere essentiële voedingsmiddelen. Voor deze familie een reddingsboei in barre tijden. Tribin is daardoor toch in staat om eten op tafel te zetten. “Zonder deze hulp zat er voor ons weinig anders op dan onszelf te verkopen als hulp in de huishouding of te bedelen. Met de hulp die we nu krijgen, kunnen we toch de eindjes aan elkaar knopen. God heeft ons laten zien dat Hij ons wil leiden door de duisternis heen. De pandemie helpt ons te geloven dat wonderen mogelijk zijn!”