De Gezalfde: Wildkamperen in Schotland (14)
Ik heb John toegezegd dat hij mee mag op retraite naar Schotland. Maar heb ik daar wel goed aan gedaan?
In de vertrekhal van Schiphol ontmoet ik John op de afgesproken tijd. Hij heeft van de week al zijn spullen nieuw gekocht. Met allebei een rugzak van net onder de twintig kilo worden we ingecheckt. We vliegen naar Glasgow, waar we de bus naar de Schotse Hooglanden nemen. In het stadje Fort William moeten we overstappen op een boemeltreintje naar het havendorpje Mallaig, waar we morgen op de ferry stappen.
Met een fish en chips onder de arm en onze loodzware rugzakken op de rug rennen we naar het station om op tijd voor de trein te zijn. Hijgend lopen we de coupé in. “Dit heb ik in jaren niet meer gedaan,” puft John. Terwijl we onze tassen wegleggen en plaats nemen op de bank, komt er een meisje tegenover ons zitten. Ik zie John kijken. In het vliegtuig zat hij ook al te flirten met de stewardess. Het irriteert me. Ik probeer hem af te leiden voordat hij ook met haar gaat flirten, maar John laat zich niet afleiden. Hij biedt haar zijn patat aan en flirt openlijk met haar. Als ze even later de coupé verlaat, kijkt John haar fluitend na. “Zag je wat voor lekker kontje ze had!”
Het is net alsof ik met een tiener op reis ben. Waar ben ik aan begonnen? Het lijkt wel of hij het helemaal heeft opgegeven om zich als een volwassen geestelijke man te gedragen. Het is alsof hij zich helemaal laat gaan. Alsof het toch een verloren zaak is. Wat zou er in hem omgaan? We hebben van tevoren afgesproken dat er tijdens onze reis niet gedronken zal worden, maar als ik hem zo mee maak, weet ik niet of hij zich er aan kan houden. Gelukkig gaan we naar twee onbewoonde eilanden waar geen vrouwen of drank te vinden zijn. Ik hoop de komende dagen een aantal goede gesprekken met hem te hebben.
“John haalt zijn schouders op. Ben jij altijd zo braaf dan? Kijk jij nooit naar andere vrouwen? Denk jij dan niet hoe het zou zijn om…”
Als we om half twaalf ‘s nachts in Mallaig aankomen, stort het van de regen. In het dorpje is geen camping waar we onze tent kunnen opzetten. Onze boot vertrekt over zeven uur. We vinden een afdakje van een school waar we net droog kunnen liggen. John mag in zijn slaapzak tegen de deur liggen. Hier ligt hij het meest beschermd. Ik lig aan de buitenkant. Zo nu en dan draait de wind en word ik nat van de regen. Ik duik diep in mijn slaapzak. John valt al snel in een diepe slaap. Ik kan niet slapen. Heb ik een geweldige fout gemaakt om John op sleeptouw mee te nemen?
Zes uur ‘s morgens gaat ons alarm af. Over een uur vertrekt de boot, maar binnen tien minuten is alles al opgeruimd en zijn we klaar. Met onze rugzakken op gaan we op zoek naar de haven. Het regent hard, maar we hoeven niet ver te lopen. Aan boord van het schip is een klein restaurantje. Al gauw zitten we aan een warm ontbijt. De tocht naar het eilandje Canna duurt wel vijf uur. Er staat een straffe wind en de boot slaat alle kanten op.
Na het ontbijt zoeken we ons heil aan dek, waar we minder last hebben van zeeziekte. Ik vertel John dat het me opviel dat hij gisteren zo aan het flirten was met meerdere vrouwen en dat dit me verbaasde. John haalt zijn schouders op. “Ben jij altijd zo braaf dan? Kijk jij nooit naar andere vrouwen? Denk jij dan niet hoe het zou zijn om…” Een grote golf slaat op de boot en we moeten ons stevig vasthouden. Ik schud mijn hoofd. “Heb je last van water in je gezicht of schud je nu nee?” “Allebei! Ik ben niet braaf, maar ik probeer wel zo zuiver mogelijk met mensen om te gaan.” “Nou, dan ben je beter dan ik. Nu blij?” Volgens mij is dit niet de manier om in gesprek met John te komen. “Het gaat er niet om wie er beter is, ik ben alleen benieuwd naar wat er in je omgaat.” John begint te lachen. “Geloof me, je wilt echt niet weten wat er in me omgaat! Kunnen we het over iets anders hebben?”
Het wordt koud aan dek. Ik zoek binnen een bank op waar ik kan liggen en val in slaap. Na een paar uur gaat de wind liggen en breekt de zon door. Het uitzicht is adembenemend. We varen langs de bergkammen van het eiland Skye, die nog steeds bedekt zijn door sneeuw. Zo nu en dan zwemt er een dolfijn langs het schip. Aan de horizon kunnen we Canna zien liggen. Het is een klein eiland van twee bij zeven kilometer waar maar twintig mensen wonen. Als de boot aanlegt, hoeven we maar een kilometer te lopen om bij een afgelegen baai te komen. Tien jaar geleden heb ik hier ook al eens met mijn broer wild gekampeerd. Het zand is er spierwit en de zee doorschijnend blauw. Het is een magische plek met een prachtig uitzicht.
We zetten onze tentjes op. Gelukkig is het nog te vroeg in het jaar voor midges, dus kunnen we gerust buiten zitten. Water wordt gekookt en binnen een aantal minuten zitten we aan onze instant-maaltijden. Wat is het vreemd om hier samen met John in de wildernis te zitten. Eigenlijk zijn we twee vreemden voor elkaar. We hebben vandaag meerdere keren over koetjes en kalfjes gepraat, maar ik zou wel een echt gesprek met John willen. Ik probeer iets, maar als ik hem na een tijdje vraag hoe het momenteel tussen hem en God is, reageert hij gelijk vijandig. “Is dit een verhoor of zo? Kan je nu ophouden met dat gezeik?” Het wordt koud, dus zoeken we onze warme slaapzakken op. Ik neem me voor om geen lastige vragen meer te stellen, maar gewoon met elkaar op te trekken.
Vanmorgen zijn we vroeg opgestaan om het hele eiland rond te lopen. Een woeste wandeling van negen uur dwars door de natuur. We hebben van alles gezien; van arenden en zeehonden tot aan een otter toe. We zitten ‘s middags helemaal gaar bij onze tentjes. John is een aantal blaren onder zijn voeten aan het doorprikken, terwijl ik thee aan het koken ben.
“Heb je al plannen voor de toekomst?” vraag ik hem. “Nou, ik hoef in ieder geval nooit meer te werken. Wat dat betreft, ben ik financieel helemaal binnen.” Terwijl ik hem dit lachend hoor zeggen, breekt er iets in mij. “Nee, en weet je waarom je binnen bent? Omdat je dertig jaar lang misbruik hebt gemaakt van mensen die hun rug hebben gebroken om hun laatste centjes aan jou te geven. Mensen die zichzelf diep in de schulden hebben gestoken, omdat jij hen ervan overtuigd had dat jouw bediening de moeite waard was om hier voor in de schulden te komen. Mensen die een tweede hypotheek op hun huis genomen hebben om jouw televisieshows te kunnen betalen en die nu de komende twintig jaar hun schulden moeten gaan betalen voor iemand waarin ze niet meer geloven en die hen diep heeft teleurgesteld. Ik kan me niet voorstellen dat jij een tweede hypotheek op jouw villa hebt genomen of je huis in Portugal hebt verkocht om mee te betalen aan al die kosten.”
John kijkt me zwijgend aan. “Nee, dat dacht ik al. Lekker veilig! Anderen manipuleren om dit wel te doen en zelf veilig aan de kant blijven. Om maar te zwijgen van die armzalige loontjes die jullie aan je medewerkers betaalden, terwijl jij en Annelies elke maand duizenden euros uit de gemeente haalden. Weet je dat er voorgangers waren die jouw kinderwerkers extra wilden ondersteunen omdat ze van jullie zo weinig kregen? Nee, dat wist je niet, hè! Maar dat ze dit niet deden, omdat ze bang waren dat hun extra geld regelrecht de gemeente in zou gaan. Omdat ze ervan overtuigd waren dat jouw kinderwerkers zo door jou geïndoctrineerd waren dat ze het geld aan jou zouden geven, wat me niet zou verbazen, en dat deze voorgangers niet in jou wilden investeren.”
John kijkt me bedroefd aan: “Ik wist niet dat je zo over me dacht. Waarom heb je me dan meegenomen op deze reis als je me duidelijk zo veracht?” “John, ik denk al jaren zo over je. Je moet eens weten wat ik allemaal over je gehoord heb. Ik heb je meegenomen omdat ik dacht… Nee, omdat ik denk dat dit goed voor je zal zijn. Ik veracht een hoop dingen die jij de afgelopen dertig jaar heb uitgespookt in de naam van Jezus. Ik weet niet of dit automatisch betekent dat ik ook jou veracht. Ik weet in ieder geval wel dat jij nog niet duidelijk in beeld hebt wat je hebt aangericht in al die jaren.”
John begint zijn spullen in te pakken. “Ik heb genoeg gehoord. Dit pik ik niet, zeker van jou niet. Wat heb jij nu bereikt met je kerkje van dertig mensen? Wat verdien je op jaarbasis? Wie ben jij dan om te zeggen dat ik iets heb aangericht? Je was dertig jaar geleden in Amsterdam al een zielig mannetje waar ik medelijden mee had. Nu heb ik dat alleen nog maar meer.”
Ik begin hard te lachen. Hier zijn we, twee volwassen mannen op een onbewoond eiland die bijna met elkaar op de vuist gaan.
- wordt vervolgd -
'De Gezalfde’ is een spannend feuilleton in dagboekstijl, geschreven door Matthijs Vlaardingerbroek. Elke maandag en donderdag staat een nieuwe aflevering online. Deze serie is volledig fictief. Hoewel gebeurtenissen zoals beschreven in ‘De Gezalfde’ herkenning zullen oproepen bij mensen die bekend zijn met de mores in bepaalde evangelische en charismatische gemeenten en organisaties in Nederland, berust elke gelijkenis met bestaande personen, gemeenten en situaties op louter toeval. Ook is het niet zijn opzet om met deze serie evangelische en charismatische christenen of kerken op de hak te nemen, maar veel meer dieperliggende dynamieken bloot te leggen.
Praatmee