Kerk-zijn met ploeterende jongeren: hoe doe je dit?

"Ik heb het idee dat ik niets toevoeg…" zegt ze met een stem vol tranen. Dertien jaar. Vrolijk, sociaal en slim, maar van binnen piept en kraakt het. Doe ik er wel toe? Maakt het uit als ik er niet meer zou zijn? Bij haar ouders durft ze haar vraag niet kwijt, maar wel bij twee vriendinnen uit de kerk. Een jeugdleider merkt tijdens de club dat er iets is, luistert, en moedigt haar aan om toch met haar ouders te gaan praten en misschien professionele hulp in te schakelen. Er zijn meer tieners die mentaal worstelen, merkt de clubleiding. Via de jeugdouderling roepen ze de gemeente op om te bidden voor jongeren en gezinnen en oog te hebben voor kwetsbare gezinnen, juist ook zij die niet wekelijks in de kerk zitten.
Lang niet iedere tiener stelt de vraag naar de zin van het leven zo expliciet, zo jong of zo vertwijfeld, maar de zoektocht naar de eigen identiteit in relatie tot de wereld hoort bij volwassen worden. In onze westerse wereld gaat deze zoektocht in toenemende mate gepaard met mentale problemen. Opgroeien in onze complexe samenleving blijkt niet altijd gemakkelijk. Over oorzaken en oplossingen wordt flink gedebatteerd. Hierover is elders in dit nummer uitgebreid te lezen. In dit artikel staat de vraag centraal wat we als kerkelijke gemeenschappen kunnen betekenen. Voor jongeren en hun opvoeders die betrokken zijn bij de kerk, maar ook voor hen die buiten de kerkelijke context op ons pad komen.
Exotisch
De meerderheid van de Nederlandse jongeren groeit op in een gezin waar religie geen rol van betekenis speelt. Bidden, Bijbelverhalen, kerkgang: soms kennen ze het van hun opa of oma of de christelijke basisschool, maar wat een gelovig leven inhoudt, is in toenemende mate onbekend, haast iets exotisch. Wat secularisatie en individualisme betekent voor opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren, beschrijft Saskia de Graaf-Bakker in het tijdschrift Kontekstueel. Zij benoemt het gebrek aan een helder zingevend verhaal met bijbehorend moreel kader en het afnemen van geïnstitutionaliseerde verbanden. Dit wordt als een van de oorzaken van de groeiende mentale problemen gezien.
Het is opvallend dat juist ook niet-gelovige ‘duiders’ deze analyse maken. Eveline Crone en Renske van der Cruijsen noemen dit bijvoorbeeld in hun Generatie Zelfvertrouwen. In hun hoofdstuk over waarom jongeren zoveel mentale gezondheidsklachten krijgen noemen ze het gemis aan sociale instituties als tweede oorzaak, na de zorgen van jongeren over hun toekomst. Jonathan Haidt – zelf atheïst – wijdt in Generatie Angststoornis zelfs een heel hoofdstuk aan de teloorgang van ‘spirituele verheffing’. Hij voert hierbij een warm pleidooi voor religieuze gemeenschappen en de praktijken die daarbij horen.
Interessant is ook het onderzoek van de Amerikaanse Zach Rausch, hoofdonderzoeker voor ‘Generatie Angststoornis’. Hij schrijft in het artikel ‘Why are religious teens happier than their secular peers?’ het welzijn van jongeren in conservatieve Amerikaanse Joodse en christelijke gemeenschappen. Hij ontdekte dat religieuze tieners zich minder vaak eenzaam, depressief, angstig en waardeloos voelen. Hij vond een aantal kenmerken die dit welzijn bevorderen. Bijvoorbeeld met regelmaat fysiek bij elkaar komen met mensen van verschillende generaties en achtergronden. Ook helpt het om te kunnen wortelen in een traditie, met rituelen en markeringsmomenten waarbij je stapsgewijs leert om zelf verantwoordelijkheid te dragen.
Levi van Dam, bijzonder hoogleraar Veerkrachtig Opgroeien aan de UvA is criticaster van Jonathan Haidt. Hij stelt serieuze vragen bij de nadruk op de toename van mentale problemen bij jongeren en de rol van social media. Zijn inaugurele rede, die hij op 8 november 2024 uitsprak, kan ook bijna als reclame voor de kerk gelezen worden. Hij hekelt hierin de problematisering en diagnostisering van ‘normale’ vragen en ontwikkeling van jongeren en pleit voor een andere aanpak. Niet meteen naar een psycholoog of andere professional verwijzen, maar inzetten op het versterken van betekenisvolle relaties en inzetten op gedeelde transcendente ervaringen. ‘Momenten dat je voelt dat je even opgaat in en onderdeel bent van het grotere geheel.’ Het zijn suggesties die ‘wij kerkmensen’ herkennen. Betekenisvolle relaties; daaraan bouwen we in het pastoraat (‘spiritual companionship’) en in een kerkdienst verwachten we een ‘gedeelde transcendente ervaring’.
Koester de praktijken
Het lijkt soms of we in de kerk zelf het zicht kwijt zijn op het goud dat ons gegeven is. Alsof we zelf niet meer doorhebben hoe waardevol opgroeien in een kerkelijke gemeenschap kan zijn. De elementen die Zack Rausch (her)ontdekte, zijn voor kerkgangers vertrouwd. Maar misschien nemen we die te gemakkelijk voor lief nemen of zetten we ons er zelfs tegen af omdat ze niet meer lijken te passen in onze huidige cultuur waar authenticiteit, keuzevrijheid en het individu centraal staan. De genoemde onderzoeken laten zien dat het narratief van de kerk als een beklemmend en dominant instituut aan vervanging toe is. Blijkbaar kan datgene waaruit voorgaande generaties zich – soms ook terecht – probeerden te ontworstelen, in deze tijd juist voor mentale stevigheid zorgen.
Pijnpunten
In de kerk zijn we helaas te vaak in het negatieve narratief over de kerk gaan geloven. Regelmatig spreek ik met ouders van opgroeiende kinderen die de kerk maar ingewikkeld vinden. Hun kinderen – en zijzelf misschien nog wel meer – hebben moeite met de vorm van de liturgie, voelen zich vervreemd van bepaalde theologische standpunten of voelen te veel druk: de kerk is iets wat je ‘ook nog moet doen’. Het zijn geluiden die we uiteraard serieus moeten nemen. Goed luisteren en zoeken naar de wortels van deze vervreemding.
De reflex van veel ‘blijvers’ en van kerkenraden is echter om direct actie te ondernemen op de genoemde pijnpunten. Bijvoorbeeld door een bepaalde liturgische vorm te verdedigen of door juist in te zetten op nieuwe vormen, in de verwachting dat mensen dan wel blijven. Door inhoudelijk water bij de wijn te doen of juist stevig de waarheid te benadrukken. Door bewust of onbewust een schuldgevoel aan te praten aan die gezinnen die steeds minder aanwezig zijn of door juist zo min mogelijk van hen te verwachten.
Maar wat zou er gebeuren als we mét deze ouders en met jongeren het gesprek over de kerk als gemeenschap gaan voeren? Vanuit het uitgangspunt dat je als kerkelijke gemeenschap een geestelijke familie vormt. Een gemeenschap die pijn lijdt als mensen mentaal of fysiek afhaken. Een gemeenschap met een gedeelde geschiedenis, waarin je tradities en gebruiken koestert. Niet koste wat kost, maar wel doordacht en bewust. Ja, elke week – ongeveer – dezelfde liturgie kan saai aanvoelen. De taal is anders, je begrijpt het niet altijd. We willen luisteren naar je vragen en die serieus nemen. We begrijpen dat het soms ploeteren is om vol te houden, maar alsjeblieft: houd vol en blijf mee doen! Want we horen bij elkaar.
Deze houding is er een van liefdevolle volharding die inzet op inwijding. Een houding die we misschien verleerd zijn in een groot deel van protestants Nederland, maar die actieve herwaardering verdient als je luistert naar seculiere denkers als Jonathan Haidt en Eveline Crone. Het zou goed zijn om juist in de kerk de verhalen te delen van jongeren die zonder geloof en kerk opgroeien en zeggen dat ze dit soort gemeenschappen missen. Om te luisteren naar volwassenen die verzuchten dat ze graag gelovig hadden willen zijn en naar wetenschappers die meer en meer ontdekken hoe waardevol het voor jongeren is om op te groeien in een religieuze gemeenschap.
Deze wetenschap moedigt ons ook aan om jongeren die niet (vaak) in de kerk komen, uit te nodigen om mee te doen. Gewoon, om een keertje aan te haken bij de club of een gespreksgroep. Uit het onderzoek ‘Heil in een seculiere tijd’ onder redactie van Sake Stoppels, Jan Martijn Abrahamse en Jan Marten Praamsma, blijkt dat een gelovig leven vaak begint met meedoen. Mensen ervaren dat ze welkom zijn, gaan meezingen, -bidden en bijbellezen, ook al weten ze nog niet precies of ze wel geloven en wat het christelijk geloof inhoudt. Belonging, behaving, believing. We mogen als kerkelijke gemeenschappen dus wel wat zelfbewuster zijn: onze tradities zijn zo gek nog niet!
Geloof geeft kaders en richting
Er zijn dus allerlei sociologische en psychologische redenen om jongeren en hun opvoeders aan te moedigen betrokken te blijven – of te raken – bij de kerk. Toch wringt het als we het als gelovigen alleen van de redenatie van seculiere denkers als Van Dam en Haidt moeten hebben. Zo worden religie en geloofsgemeenschappen wel erg instrumenteel. Alsof gemeenschap, traditie en worteling in een kerk los kunnen staan van de inhoud van het christelijk geloof.
Gerdien Bertram duidde in deze podcastaflevering van Heilige Grond de nood onder jongeren als een zingevingscrisis. Veel opvoeders – ouders, leerkrachten, autoriteiten – weten zelf geen antwoord op levensvragen of hebben moeite om jongeren op een open, maar heldere manier richting te wijzen. Jongeren kunnen er naar verlangen om vanuit een stevige fundering en overtuiging zelf een antwoord te ontdekken op hun levensvragen. Het christelijk geloof geeft hun zoektocht kaders en richting: de overtuiging dat je als mens zowel schuldig als geliefd bent en je alleen in afhankelijkheid van Christus echt tot bloei kunt komen. Je bent geschapen om een leven te leiden in liefde tot God en de naaste.
Kerken kunnen uitgelezen plekken zijn waar de vragen van jongeren serieus worden genomen. Waar geen goedkope of dichtgetimmerde, maar wel heldere antwoorden te vinden zijn. Denk nog eens aan de vraag van het meisje aan het begin van dit artikel ‘ben ik van waarde, zelfs als ik faal?’, maar ook vragen als ‘waar vind ik hoop in deze tijd van crises en rampspoed?’ of ‘wie is er voor mij als ik iemand nodig heb?’. Dit zijn geen vragen waarop je een antwoord kunt googlen of een influencer je kan vertellen. Hiervoor is het nodig om het leven te delen, te luisteren, richting te wijzen en om jongeren aan te moedigen om zélf ook verantwoordelijkheid te nemen.
Formation is repetition
De Britse schrijfster en podcasthost Elizabeth Oldfield schreef het prachtige boek Fully Alive, tending to the soul in turbulent times (Hodder & Stoughton, 2024). Ze schrijft hoe het christelijk geloof, de traditie en traditionele deugden juist in deze tijd kunnen helpen om het goede leven te leiden. Ze wijst onder andere op de Ignatiaanse wijsheid ‘formation is repetition’, vorming gebeurt in de herhaling. De patronen die we onszelf en onze kinderen aanleren, zijn vormend. In een kerkelijke gemeenschap kunnen we met mensen van verschillende generaties en achtergronden leren wat het betekent om volgeling van Jezus te zijn. Dat kan heel klein, ik denk aan de kinderclub die elke week een kaartje stuurt aan iemand die dat nodig heeft. Of tieners die met elkaar afspreken om TikTok van hun telefoon te verwijderen en in de vrijgekomen tijd samen een Bijbelboek lezen en bespreken.
Veel jongeren en (jong)volwassenen voelen zich geleefd, overspoeld door het leven. Maar ook als jongeren goed in hun vel zitten, is het heilzaam om af en toe een stapje terug te doen en na te denken voor wie je leeft en wat voor persoon je graag zou willen zijn. Als christenen hoeven we dit niet zelf te bedenken. Zo hoorde ik van een catechesegroep waar tieners samen een stuk uit de Bergrede lazen. "Stel je voor dat we Jezus serieus nemen. Wat betekent het voor jouw leven als je gaat doen wat Hij zegt?" vroeg de catecheet. Zo’n vraag maakt het onderwijs van Jezus concreet. Jongeren bedachten vervolgens zelf hoe ze handen en voeten konden geven aan het volgen van Jezus. Een paar weken later kwam de catecheet hierop terug. Lukt het, om je voornemens waar te maken? Waarom wel of niet? Hoe zouden we elkaar kunnen helpen?
Wachten op God
Andrew Root schrijft in zijn boek When the church stops working (in het Nederlands vertaald als Wachten op God, Boekencentrum, 2024) dat we als kerk geroepen zijn om te onderscheiden waar God werkt in onze wereld en daarvan te getuigen. Dat vraagt geen actiemodus, geen programma’s of extra activiteiten, maar een actief en hoopvol wachten op God. Ik moet hierbij denken aan de keren dat ik met mijn gezin ging wild spotten. Je weet nooit zeker of de herten tevoorschijn komen. Maar je weet wel dat de kans groot is om ze te zien als je in schemertijd heel stil aan de bosrand gaat zitten. En dan is het een kwestie van samen wachten, goed opletten, elkaar aanstoten en genieten.
Als kerkelijke gemeenschap kunnen we zo van betekenis zijn voor jongeren en hun naasten die lijden onder mentale problemen. Samen actief wachten, in de wetenschap dat God juist vaak te vinden is op plaatsen waar pijn, gebrokenheid en kwetsbaarheid is. Niet alleen met die jongeren en families die wekelijks in de kerkbanken zitten, maar juist ook voor hen voor wie God onbekend of onvindbaar schijnt.
Praatmee