Vasten is geen hongerstaking waarmee je God tot actie dwingt
De tijden zijn donker! Als God niet genadig ingrijpt, gaan we zware tijden tegemoet. Dat is geen profetisch inzicht. We kunnen het in de Bijbel lezen, bijvoorbeeld in Mattheüs 24. De vraag wordt dan, “Wat behoren wij als ware christenen te doen?” Het antwoord in onze tekst spreekt over vasten. Kwam dat in jouw gedachten op als een antwoord? Of klinkt dat helemaal ongewoon in onze gereformeerde gezindte?
Met waardering wordt er over de geestelijke gangen van Anna gepreekt, maar haar voorbeeld van het vasten krijgt weinig aandacht (Lukas 2:37). Paulus’ lijden maakt altijd indruk maar zijn menigmaal vasten slaat niet aan (2 Kor. 6:5, 11:27). We bidden voor ambtsdragers en voor predikanten maar het vasten laten we maar achterwege (Hand. 13:2-3; 14:23). Het feit dat vasten haast overal uit ons geestelijk dieet verdwenen is, niet alleen bevreemdend. Het is symptomatisch dat het geestelijke leven op een heel laag pitje staat.
“Oud goud” vind je in onze voorvaders. Vader Brakel vond het een verdrietig teken van groot (!) verval in de kerk dat er zo weinig werk gemaakt werd met het vasten, beide in het algemeen en verborgen. Johannes Calvijn schreef dat velen de waarde en noodzaak van vasten onderwaarderen en daarom verwerpen terwijl onbegrip en onkunde kunnen leiden tot een overwaardering in bijgelovigheid. Diezelfde woorden vinden we in ons doopsformulier (gewoonte of bijgelovigheid) maar om die reden stoppen we toch niet met het dopen? De Dordtse Kerkorde spreekt over het vasten, Art.4. Blijkbaar hoorde dit erbij in die dagen.
Dat Jezus verwacht dat Zijn volk tussen hemelvaart en wederkomst vasten is duidelijk. De ‘wachtende en verwachtende Kerk’ uit haar verlangen naar Zijn komst met bidden en vasten. Vasten is dan een uiting van ons heimwee voor Zijn wederkomst en wat daarop volgt. Leef dat onder Gods heiligen of slapen we met de dwazen maagden, en maken ons druk om alles en nog wat, maar niet Zijn wederkomst? Zijn we meer als Jona, slapend onderin de boot, terwijl de wereld om ons heen vergaat en op hun knieën lagen voor hun goden (Jona 1:5)? Ook Mattheüs 6:16-18 is duidelijk. Vaak horen we over de juiste manier van ‘geven’ en van ‘bidden’ maar de volgende preek gaat niet over ‘vasten.’ Waarom deze stilte? De Bergrede mag misschien niet zo bevindelijk zijn maar het is nog steeds de preek over hoe de Koning verwacht al Zijn onderdanen te leven gedurende de periode tussen hemelvaart en wederkomst. Vasten hoort daar ook bij.
Met vasten verdien je niks. Het is geen hongerstaking waarmee je God tot actie zoekt te dwingen. Vasten zonder een geestelijk doel heeft totaal geen zin. Het is je eigen een beetje martelen. Aan het eind van je vasten heb je bewezen dat je grote wilskracht hebt om het knijpen van je maag voor een aantal uren te negeren. Vasten zonder oprechte liefde tot je naaste raakt Gods hart niet (Jesaja 58). Hij ervaart het als een gruwel (Jesaja 1:11).
Vasten maakt je ook helemaal niet meer geestelijk. Denk niet dat vasten je gebedsleven gaat helpen. Als we zo denken over vasten, dan zitten we totaal in de verkeerde laan. We worden alleen maar meer oprecht, geestelijkgezind, meer biddend, meer bewogen over de zonde, en versterkt om godzalig te leven door het geloof in en omgaan met Christus (Joh.15:4-5). Door het geloof verenigd met Hem komen er geestelijke vruchten. Vasten is dus geen boom die vruchten brengt in ons leven. De Ware Wijnstok is Jezus alleen. Zonder aan Hem verbonden door het geloof blijven we een vruchteloze tak. Vasten is een vrucht van een diep en intiem geestelijk leven met God en voor God.
Natuurlijk hoeven we van elkaar niet te weten dat we vasten. De Meester gaf niet aan hoe vaak en hoe lang Zijn Kerk behoort te vasten. Het enige detail is dat we het verbergen voor het oog van een ander. “Maar u, als u vast, zalf uw hoofd en was uw aangezicht” (Matt. 6:17). Je deed dat als je naar een bruiloft ging! De betekenis is duidelijk. Laat niemand het zelfs vermoeden dat je aan het vasten, hoogstens je huisgenoten. Maar uw God en Vader zal het zeker zien en Hij zal u in het openbaar vergelden. Hoe en wanneer blijft onbesproken. Maar God breekt nooit Zijn beloften.
Het kan heel goed zijn dat er mensen om ons heen vasten. Laat dat maar een vraag blijven. De vraag voor ons is, “Vast jij, vast u voor God in het verborgene?” Weeg de zaak waar we over bidden zozeer dat we ons naast ons bidden ook vasten? Maken we gebruik van dit krachtig wapen in onze geestelijke wapenuitrusting? Calvijn schreef dat als we God bidden voor een grote zaak dat het heel juist is om naast het gebed te vasten.
Maak het vasten het gebed dan beter? Hoort God het klagen van de maag meer dan de klacht van het hart? Nee. Hij ziet het hart aan en hoort het geroep van je ziel. Maar vasten is een goddelijke instelling om de ernst van jouw gebed te versterken (Joel 2:2). Het waren niet alledaagse dingen waarover lezen als je volgende Schriftplaatsen nagaat: Richteren 20:26; 2 Kronieken 20:3-4; Esther 4:16; Neh. 1:3-4; Hand 14:23. Vasten is en blijft dus wel iets speciaals.
Vasten is ook een manier waarin je lichamelijk kan uitdrukken wat je geestelijk voelt. Een verbroken hart over de zonde wil diep buigen voor God. Vasten kan dan een manier om dit uit te drukken. Zelfs een goddeloze koning (1 Kon. 21:27-29) en stad (Jona 3) deden het en God hoorde hen zelfs.
Moeten het altijd een eten-vasten zijn? Volgens 1 Korinthe 7:5 en Daniel 10:2-3 kan het ook op andere manieren. Het gaat dus niet zozeer over de vorm maar over het hart dat er achter zit. Dat is wel fijn want niet iedereen is fysiek in staat om lang zonder voedsel te zijn.
Psalm 79 beschrijft ook wat er vandaag gebeurt. Het is donker. Is het geen tijd om te vasten?
Ds. A. T. Vergunst is predikant van de gereformeerde gemeente in Carterton (Nieuw-Zeeland). Bovenstaand artikel verscheen onlangs in De Saambinder en is met toestemming van de dominee overgenomen door Cvandaag.
Praatmee