Als je eenmaal op straat leeft, verandert er iets fundamenteels

Soms komt er iemand binnenlopen bij onze inloop in Rotterdam en weet je meteen: dit wordt een ontmoeting die je bijblijft. Zo was het met Evan, schrijft Jan Braal, veldwerker bij Stichting Ontmoeting. Een man met een verleden vol geweld, misbruik en verslaving. Hij kwam voor een beetje warmte en een kop koffie. Meer niet, zei hij. Want hij was ‘niet meer te redden’. Alles kwijtgeraakt. Al jaren op straat.
Evan is geen uitzondering. Dagelijks ontmoet ik mensen zoals hij. In Nederland leven ruim 32.000 mensen op straat. Elk met een eigen verhaal. Vaak rauw, pijnlijk en vol gebrokenheid. En ik snap het als je denkt: Hoe kan het zover komen? Waarom zoeken ze geen hulp? Waarom pakken ze hun leven niet op?
Maar geloof me: het is zelden zo simpel.
De dunne lijn
Wat ik in de jaren als veldwerker heb geleerd, is dit: de lijn tussen een ‘normaal’ leven en dakloosheid is dunner dan je denkt. Veel dunner. Eén verkeerde afslag, één verlies, één trauma en je kunt zomaar aan de andere kant van die lijn staan.
Wat vaak het verschil maakt, is een sociaal netwerk. Mensen die je opvangen als je valt. Die je helpen, financieel of emotioneel. Maar veel van de mensen die ik ontmoet, hebben dat vangnet nooit gehad. Ze stonden er al jong alleen voor. Of ze zijn het onderweg kwijtgeraakt. En dan stapelen de problemen zich op.
Overleven in plaats van leven
Als je eenmaal op straat leeft, verandert er iets fundamenteels. In het begin zie je soms nog hoop, motivatie. Maar het straatleven is hard. Mensen komen in een overleefstand. Letterlijk. Je lichaam schakelt over op standje ‘overleven’: gevaar vermijden, droog blijven, eten vinden, een plek om te slapen. Meer is er niet.
En als je elke dag bezig bent met de vraag “Waar slaap ik vannacht?”, dan is er geen ruimte meer om na te denken over morgen. Laat staan over werk, hulpverlening of herstel.
Liever de kou dan de mensen
Wat me het meest raakt, is de mentale pijn die mensen met zich meedragen. De een grijpt naar drank, de ander naar drugs – gewoon om even niets te voelen. En dan is er nog de opvang. Niet iedereen wil daarheen. Ik vroeg ooit aan iemand of hij naar binnen wilde toen het vroor. Zijn antwoord: “De kou hierbuiten doet me minder pijn dan onder de mensen zijn.”
Dat zegt alles.
Geen redder, wel een getuige
Soms lukt het om iemand te begeleiden richting werk, huisvesting, begeleiding. Maar vaak ook niet. Mensen vallen terug. Verbreken het contact. En dat is oké. Want ik ben geen redder. Dat is mijn rol niet.
Wat ik wél kan doen, is er zijn. Luisteren. Bidden. Vertrouwen dat God deze mensen ziet, ook als ze zichzelf niet meer kunnen zien. Want bij Hem is niets onmogelijk. Dat heb ik keer op keer mogen ervaren.
Dus als je je afvraagt wat jij kunt doen: begin met zien. Echt zien. En wees er. Soms is dat al genoeg.




































Praatmee