Waarom ik niet alleen maar tranen in mijn ogen krijg van het onderzoek 'God in Nederland'

Gisteren verscheen het rapport ‘God in Nederland 2025’. Dat is een mooie titel, want het is te lezen als een belijdenis: God is in Nederland in 2025. En zo is het natuurlijk ook. Zo eens in de tien jaar komt zo’n rapport ‘God in Nederland’ uit. Het droevige is dat ondanks dat God in Nederland is, Hij er wel steeds minder wordt aanbeden.
Ook in de afgelopen tien jaar heeft die ontwikkeling zich voortgezet. Het percentage van de Nederlandse bevolking dat gelooft in een hogere macht is gezakt van 42 naar 36 procent. Het percentage kerkleden is gezakt van 25 naar 19 procent. En het percentage kerkgangers (inclusief degenen die slechts ‘soms’ een kerk bezoeken) is gezakt van 18 naar 14 procent.
In tien jaar is dat ontzettend veel. Als je dat doortrekt naar dertig jaar, betekenen deze getallen een halvering van kerklidmaatschap en kerkgang in een generatie. Maar dat betekent tevens dat de ontkerkelijking niet alleen kan komen doordat oude gelovigen sterven en de jonge generatie niet meer gelooft. Nee, zo’n snelle daling kan alleen veroorzaakt worden doordat mensen van verschillende leeftijden het geloof verliezen en de kerk verlaten.
Uit het rapport 'God in Nederland 2025' wordt duidelijk dat de krimp van de kerk helemaal op het conto te schrijven valt van de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland. Dit waren eeuwenlang de dominante kerken in Nederland. Maar inmiddels zijn ze met een duizelingwekkende vaart ingestort. Op zondag zitten er inmiddels minder mensen in katholieke kerken dan in de Gereformeerde Gemeenten. En hoewel kerkgangcijfers van de PKN nauwelijks beschikbaar zijn, is het duidelijk dat de andere protestantse kerkgenootschappen gezamenlijk qua kerkgang het totaal van de PKN voorbij zijn gestreefd.
Dus de onvermijdelijke reactie op deze cijfers voor iedereen die God en de kerk liefheeft (en ja, ik blijf erbij dat je dat niet zomaar los kunt koppelen), is: wie zou niet huilen? Sta erbij stil, laat het tot je doordringen, bagatelliseer het niet, treur erom.
Dat is de ene helft van het verhaal. De andere helft van het verhaal zit verstopt in een klein hoekje. Van de Millennials (geboren tussen 1986 en 2000) noemt 22 procent zich gelovig. Maar van de 18+-ers van Generatie Z (geboren tussen 2001 en 2007) noemt 27 procent zich gelovig. En dat is volgens de onderzoekers een trendbreuk. Voor het eerst sinds het onderzoek begon in 1966 is er een generatie gevonden die geloviger is dan de vorige.
Dit is een trend die begint op te vallen. Veel seculiere media hebben de afgelopen maanden interviews geplaatst met jongeren die christen zijn geworden. Het zit in de lucht. Vorig jaar heb ik een poosje gedacht: zitten we elkaar na te praten? Is de wens de moeder van de gedachte? Maar er is meer aan de hand. Er is echt een omslag gaande. Pas was ik in een Nederlandse kerk waar elke zondag tientallen mensen voor het eerst van hun leven in de kerk komen, de meesten op aanraden van Google. Meestal komen ze nog niet terug, maar toch is het een verrassende blijk van openheid. De geluiden daarvoor komen ook uit de rest van Europa. In Frankrijk zijn er met Pasen 6.000 tieners gedoopt en 6.000 jongeren van tussen de 18 en 25. In Engeland vond het Bijbelgenootschap onlangs tot haar verbijstering dat het percentage jongeren dat naar de kerk gaat, binnen een aantal jaren gestegen is van 4 naar 16 procent. Gechargeerd gezegd: een generatie geleden vonden jongeren via internet uit dat ze niet naar de kerk hoefden. Nu beginnen jongeren uit te vinden dat ze naar de kerk mogen.
Al in de 19e eeuw schreef een Britse dichter over dat de zee van geloof zich aan het terugtrekken was. Het werd eb. Nu is het laagwater. Het strand ligt er verlaten bij. Er liggen nog wat schelpen van saamhorigheidsgevoel en onderlinge zorg en mensenrechten. En opeens beginnen mensen zich te realiseren, vooral jongeren die hun levenspad nog aan het ontdekken zijn, dat het de zee van het geloof is die die schelpen heeft afgeleverd. En dat je zonder die zee alleen maar kaalheid overhoudt. Dat wordt versterkt door de gevoelens van onzekerheid die veroorzaakt zijn door hoe onze maatschappij omging met de corona-epidemie en door de onzekere politieke situatie.
Dus ik hoop en bid, en langzamerhand durf ik te zeggen: ik verwacht dat kerken zich op mogen maken voor een toestroom van jonge mensen. Zijn ze klaar om hen op te vangen? Het eerlijke antwoord voor veel kerken is: nee, dat zijn ze niet. Voor sommigen geldt dat ze het gezag van de Bijbel hebben losgelaten, of dat in snel tempo aan het doen zijn. In een kerk waar de Bijbel niet het laatste woord heeft, heeft niemand iets te halen. Voor anderen geldt dat ze muren van traditie hebben opgetrokken tussen kerk en wereld. Die zorgen ervoor dat ze er goed in zijn hun jeugd bij de kerk te houden. Maar diezelfde muren voorkomen dat buitenstaanders zich bij de kerk voegen.
Ik geloof niet in het omver halen van die muren. In de eerste plaats geloof ik niet dat het gaat gebeuren, maar in de tweede plaats geloof ik wel in de bewarende kracht van de traditie. Dus laat ze maar staan.
Maar waar kunnen de zoekende jongeren dan terecht? Er zijn nieuwe kerken nodig. Kerken die voluit aan het gezag van de Bijbel vasthouden en zich daar niet voor verontschuldigen; maar tegelijkertijd kerken die zich niets aantrekken van de traditie, die ervoor kiezen het bereiken van niet-christenen een hogere prioriteit te geven dan te voldoen aan de verwachting van christenen.
Pas sprak ik een predikant van een gemeente die redelijk recent gesticht is. Bij zijn roeping kreeg hij het beeld van die vrouw die in haar huis allemaal lege vaten neer moest gaan zetten, omdat God beloofde dat de olie zou gaan stromen. Dit is het moment voor Nederland om de lege vaten neer te zetten. Want als er geen lege vaten meer zijn, houdt de olie op met stromen.
Praatmee