In de Bijbel horen we vaak van welvaart (en dat is geen toeval)
Je hoeft de krant maar open te slaan en je leest over geld en macht. Danwel lees je over machtige mensen die geld doorschuiven aan wie aan hun kant staat, dan wel hoor je van rijken die de macht om- of opkopen. Dat is niet iets nieuws. Het is altijd zo geweest. Rijkdom laat mensen zelden gerust.
In de Bijbel horen we vaak van welvaart, van bezit: en als het goed is, is je welvaart wat gevestigds: dat je genoeg hebt om fijn van te leven. Onder je boom kunnen zitten met je naasten om je heen. Anderen niet lastig vallen, en niet inpikken wat niet van jou is.
Welvaart (als je het hebt) moet je helpen stevig te staan. In de lezingen uit het Oude Testament en in de Psalm wordt dan het beeld van de boom aangehaald. Geen toeval! Bomen staan stevig.
Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt,
en zich veilig weet bij Hem.
Hij is als een boom die aan een rivier staat
en wortels heeft tot in het water.
Hij heeft geen last van de hitte,
zijn blad blijft groen.
Komt er een tijd van droogte, het deert hem niet;
altijd blijft hij vrucht dragen.”
Hebben we gelezen bij Jeremia.
En in de Psalm:
Hij is als een boom, aan het water geplant,
die vruchten draagt op zijn tijd;
Des zomers verdorren zijn bladeren niet,
maar al wat hij doet brengt hem voorspoed
Het is dan ook jammer dat het leesrooster er vervolgens bij Jeremia de schaar er inzet en niet vertelt wat er nog meer tegenover die boom staat, tegenover de mens die zijn stabiliteit vindt bij God.
Ik lees het u even voor. (Vers 11 en verder)
Als een patrijs die eieren uitbroedt die ze niet heeft gelegd, zo is iemand die oneerlijk rijkdom verwerft. In de bloei van zijn leven moet hij er afstand van doen; als zijn einde komt, blijkt hij een dwaas.
(En in de psalm: de wind waait hem weg als stof)
We zien dus een hele mooie tegenstelling bij Jeremia. De mens die op de Heer vertrouwt die is als de boom bij de rivier. Ook als het slecht gaat (er is droogte), dan gaat het goed, want waar de boom van groeien moet, dat komt van elders. De boom maakt zijn eigen water niet. Pas als je aanpast op wat van buiten komt, op de seizoenen, dan komt het goed.
Daar staat tegenover het karakter van iemand die nooit genoeg heeft; “Als een patrijs die eieren uitbroedt die ze niet heeft gelegd, zo is iemand die oneerlijk rijkdom verwerft”. En waar het bij de goede mens (de boom) goed gaat wanneer het slecht gaat, zo gaat het met de “patrijs”, wij zouden zeggen: Rupsje Nooitgenoeg, slecht, wanneer het goed gaat. Zelfs als je van gekkigheid niet meer weet wat je met al je eieren aan moet, loop je nog steeds maar kwekkend en onrustig rond. Niemand kan op je bouwen. Je nest waait weg. Je bent niet alleen een kale struik, die verdwijnt in de stofwolk. Je bent ook nog eens een kip zonder kop.
Dit is de achtergrond van het Evangelieverhaal van vandaag: de Veldrede, zo heet dit stuk uit het Evangelie dat we net gelezen hebben. Het lijkt op de Bergrede, maar de structuur is iets anders. In de Bergrede heb je acht zaligsprekingen. Vandaag horen we een variant daarop.
Vier keer zalig, maar ook vier keer wee.
Zalig de armen, wee de rijken. Zalig wie het slecht heeft, wee wie het goed heeft.
Vier keer zalig, vier keer wee. Vier is een symbolisch getal in de Bijbel, het staat voor een volledigheid. Het is dus niet zomaar wat zegen die je kant op komt, of zomaar een wee, een stuk domme pech: maar het hoort er integendeel volledig bij. De arme ziet uit naar een volledig herstel, de rijke erft een volledige leegte, beter gezegd: er komt helemaal niets van terecht.
Wie zijn die armen en wie zijn die rijken in het licht van de Bijbel? Het gaat hier niet enkel maar om de bankrekening, dan wel of je een goed pensioen hebt of niet. Of een koopwoning. Die dingen kunnen meespelen, maar uiteindelijk is dat maar buitenkant. Armoede en rijkdom zijn in de Bijbel. houdingen, manieren van in het leven staan.
Waar komt je heil vandaan? Wat maakt je zalig? Sommige mensen denken dat ze alles zelf tot stand gaan brengen. Dat als je het goed hebt, een goed leven leidt, dat dat enkel en alleen maar aan jezelf ligt. Als je echt pech hebt ga je zelfs denken dat je relatie met God vooral het resultaat is van je eigen inzet. Eigenlijk moet God maar blij zijn met zo'n gelovige als jij. Met alles wat jij doet. Als we soms denken, wat is Jezus toch streng tegen de Farizeeën: dat is dus die houding. De Farizeeën zijn rijk in deze zin van het woord. “Mijn verhouding tot God draait om wat ik doe.” Dat is het refrein van de Farizeeër.
Ik. Ik. Ik. Ei. Ei. Ei.
En als alles gaat draaien om wat jij “doet”, dan maak je wat je doet steeds groter, dan ga je je zelfs beroepen op wat je niet gedaan hebt, maar je jezelf wel toe-eigent.
Door heel de Bijbel heen, schijnt een ander voorbeeld door. Die noemen we soms de arme, de arme van God. Of “de rechtvaardige”. Die doen vast ook veel goede dingen, maar doen ze met een andere houding.
Om te beginnen laten ze niet alles om zichzelf draaien. In de woorden van vandaag: ze kunnen (zichzelf) relativeren. En als je dat kunt ben je vrij. Dan kun je goed doen zonder om te kijken, zonder bang te zijn of je wel “genoeg terugkrijgt”. De boom houdt geen boekhouding bij. De boom is niet zelfbewust. Je bent er gewoon, net als een boom gewoon rustig ergens staat, en vrucht geeft aan de mensen. De boom maakt geen kabaal zoals de patrijs dat doet. En zo als de patrijs zich krijsend vastklampt aan de eieren, zo geeft de boom in alle rust zijn vruchten op. De linkerhand hoeft niet te weten wat de rechterhand doet, de boom ligt er niet wakker van of de vrucht wel op de meest “optimale manier” ergens terechtgekomen is.
Zo is het met de rechtvaardige, de arme van God. Omdat hij of zij weet dat we hier maar korte tijd zijn, we naakt aankomen en even naakt weer vertrekken, voelen zij de vrijheid om wortel te schieten vrucht te dragen, en die vruchten te laten vallen waar ze nodig zijn.
En Jezus kan het weten, want Hij leeft het voor. Het is geen toeval dat door het Nieuwe Testament heen het kruis een aantal keren een boom wordt genoemd. Dat is niet alleen maar een omslachtige manier van zeggen dat het kruis van hout was of iets dergelijks. Jezus verenigt zich met zijn opdracht om gevend in het leven te staan, zichzelf tot gave te maken, zich te verbinden aan de Levensboom van het kruis. Een boom die leven geeft, zonder oog op loon. Een boom die vrucht draagt midden in de droogte. De plek waar het goed gaat, juist als het slecht gaat.
Wij plukken er de onverdiende vruchten van, van die boom. Wij worden uitgenodigd ook op te bloeien – ieder op zijn eigen manier. Op onze beurt wat door te geven zonder er wakker van te liggen. Geen kakelende veldhoen, maar een boom, verenigd met de wereld. Laten we zo arm zijn, laten we zo rijk zijn. Amen.
Praatmee