Guido de Brès als inspirator voor Kees van der Staaij
Bidden voor de overheid en tegelijk haar aanspreken om ruimte te bieden en recht te doen aan burgers, dat is de evenwichtige visie die Guido bepleit. Maar ook een benadering die christenen houvast biedt in de verwarrende en gepolariseerde tijden die wij nu beleven, zo stelt Kees van der Staaij. In een vraaggesprek met Zicht, het magazine van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP, laat hij zien op welke manieren hij zich geïnspireerd weet door het denken en doen van Guido de Brès.
Welke gedachten komen als eerste in u op bij de naam van Guido de Brès?
"Bij Guido de Brès denk ik allereerst aan hem als de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die zo’n belangrijke doorwerking heeft gekregen in ons land. Tot op de dag van vandaag! Daarnaast denk ik aan de schandvlek van de geloofsvervolging, de verschrikkingen van de Inquisitie, waardoor hij onschuldig de doodstraf kreeg en werd opgehangen."
Wat ziet u als zijn belangrijkste bijdrage aan kerk, politiek en samenleving?
"Hij is van grote betekenis geweest voor de kerk van de Reformatie in de Nederlanden. De Nederlandse Geloofsbelijdenis bevat niet alleen een heldere verwoording van de geloofsleer, maar ook in het bekende artikel 36 een belangwekkende uiteenzetting over overheid en burgers."
Is Guido de Brès ook voor u persoonlijk een voorbeeld of identificatiefiguur?
"Wat op mij persoonlijk indruk heeft gemaakt, is zijn geloofsmoed en standvastigheid in moeilijke tijden van vervolging, de kracht en de warmte zoals die ook in de afscheidsbrieven vanuit de gevangenis aan zijn vrouw en aan zijn moeder naar voren komt. Daarin is hij zeker tot voorbeeld!
Ontroerend vind ik bijvoorbeeld hoe hij over zijn achterblijvende kinderen spreekt: ‘Zij verliezen hun vader in hun prille jeugd. Ik bid de Heere mijn God uit de grond van mijn hart dat Hij hun medelijdende en barmhartige Vader zal zijn, dat het Hem behage hun van hun kindsheid af Zijn Heilige Geest te schenken en hen in Zijn vreze te doen wandelen gedurende hun gehele leven.'"
‘Wat op mij persoonlijk indruk heeft gemaakt, is zijn geloofsmoed en standvastigheid in moeilijke tijden van vervolging [...]'
Getuigen of besturen: wat krijgt bij u voorrang, en waarom?
"Artikel 36 houdt het bij elkaar. Guido de Brès getuigt ervan hoe de Bijbel over de taak van de overheid spreekt en wat haar hoge roeping is. Tegelijk geeft hij aan dat tot die taak behoort dat wetten en verordeningen gemaakt worden om op die manier recht en orde in de samenleving te bewerkstelligen. Vanuit de kerkelijke ambten staat het getuigenis voorop, voor een bestuurlijk ambt als een wethouder het besturen. Als volksvertegenwoordiger wil ik bijdragen aan zowel het getuigen als aan het besturen."
Hoe maakt u, in het licht van bijvoorbeeld artikelen 36 en 37 uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de vertaalslag van geloofsbelijdenis naar politiek programma?
"Dat is inderdaad precies waar het om gaat: in verschillende politieke en maatschappelijke omstandigheden een vertaalslag te maken. Zo spreekt De Brès met verwijzing naar Romeinen 13 over de zwaardmacht van de overheid ‘om te bestraffen hen die kwaad doen en te beschermen de goeden.’ Calvijn werkt het in zijn Institutie breder uit: het gaat er niet om in alle tijden en alle landen dezelfde wetten te hebben.
Er mag best verschil zijn in bijvoorbeeld de strafwetten als het gaat om de strafmaat. De Tien Geboden zijn echter wel blijvend geldig, ook als richtlijn voor het overheidsbeleid. De overheid kan en mag niet neutraal staan in het spervuur van goed en kwaad. Hoe dat invulling krijgt is in de context van de 16e eeuw anders dan in die van de 21e eeuw, maar de Bijbelse grondlijnen blijven overeind: Gods dienares, u ten goede. Ook in onze tijd blijft het wezenlijk dat de kerk niet beknot, maar juist beschermd wordt. Juist omdat het echte heil en de wezenlijke verandering van het hart niet van overheidsregels komt, maar door de verkondiging van het Woord van God.
Artikel 37, over het laatste oordeel, laat tegelijk zien dat de overheid haar macht totaal verkeerd kan gebruiken en degenen die nu wreed vervolgd worden, uiteindelijk door God gekroond worden met heerlijkheid en eer. Met leer en leven laat De Brès zien, welke troost hierin ligt, juist ook in tijden van vervolging en verdrukking."
De overheid is geen straf om het leven van mensen zuur te maken, maar [...] om in een zondige wereld ervoor te zorgen dat het samenleven ordelijk en rustig kan verlopen.
Wat kunnen we van Guido de Brès leren voor vandaag, bijvoorbeeld in het licht van de maatschappelijke tweespalt als gevolg van Covid-19?
"In een tijd van veel verwarring beklemtoonde Guido de Brès tegenover de overheid: wij zijn geen oproerkraaiers. Wij bidden voor de overheid en eren hen en roepen de burgers op tot gehoorzaamheid in alle dingen die niet in strijd zijn met Gods Woord. Tot op het schavot bracht hij dit naar voren. Tegelijk sprak hij de overheid aan, bijvoorbeeld in de brief aan Filips II, om het volk ruimte en recht te bieden. Die beide lijnen vormen samen het evenwicht dat ook in onze verwarrende en gepolariseerde tijd nodig is."
Als u Guido de Brès zou willen citeren tijdens een debat in de Tweede Kamer, welke passage zou dat dan zomaar kunnen zijn?
"Bijvoorbeeld de openingswoorden van artikel 36 zou ik weleens kunnen aanhalen. Het trof mij dat vooropgesteld wordt dat de overheid is ingesteld door “onze goede God (nostre bon Dieu).” De overheid is geen straf om het leven van mensen zuur te maken, maar als het goed is juist heilzaam om in een zondige wereld ervoor te zorgen dat het samenleven ordelijk en rustig kan verlopen."
Dit interview verscheen in het themanummer Guido 500 van Zicht Magazine. Dit magazine is een uitgave van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP. Bestel het themanummer hier!