Op weg met de ander: Hou je relatie fris, ondanks kind met een beperking

In 1998 kregen Kees en Henny van Eckeveld uit Kampen hun zesde kind, Karen. Hun dochter bleek het syndroom van Down te hebben. Veel ouders ervaren extra druk in hun relatie als ze een kind met een beperking ontvangen. Vaak vraagt zo’n kind extra zorg en aandacht, naast de zorg voor andere kinderen, het werk en de toewijding voor elkaar. De christelijke gehandicaptenvereniging Op weg met de ander belegt daarom een thema-avond over relaties van ouders met een kind met een beperking.
Op weg met de ander heeft als geen ander kennis over dit onderwerp. Daarom wijdt zij haar jubileumbijeenkomst - de organisatie viert dit jaar haar 40-jarig bestaan - aan het thema ”Hoe houden wij onze relatie goed?” Psychosociaal therapeut Erik-Jan Verbruggen spreekt hier op 7 oktober in Hardinxveld-Giessendam over. Ook zal een interview met een ervaringsdeskundig ouderpaar plaatsvinden.
Dat zijn Kees (62) en Henny (64) ook. Henny: “In het begin dronk Karen slecht. Dan moest ik weer kolven, wegen, voeding bijgeven. We hadden letterlijk niet veel tijd voor elkaar. Maar sinds dat zij is geboren, zijn we elk jaar er een paar dagen met z’n tweeën op uit gegaan. Eerst twee dagen, toen een midweek. En tegenwoordig vaker dan eens per jaar.” Kees, grijnzend: “Daar zijn Henny en ik het gruwelijk over eens.”
Het echtpaar Van Eckeveld is benieuwd naar de jubileumavond. Kees: “Ik ben benieuwd naar zowel de inhoud van de lezing als naar het interview.”
Tijd voor elkaar
Zelf ervaren ze dat tijd nemen voor en praten met elkaar een belangrijke sleutel is om het vol te houden. Henny: “Wij vinden het prima om –uiteraard als we goede oppas voor Karen hebben– naar een verjaardag in het Westen te rijden. Zodoende kunnen we de hele weg met elkaar kletsen. Zorg dat je lekker met z’n tweeën bent. Ga er een tijdje uit met z’n tweeën. Dat kan ik iedereen aanraden.” Kees: “We vinden het ook heerlijk om met z’n tweeën in de tuin te werken. Dat is onze gezamenlijke hobby.”
Naast tijd voor elkaar vinden de twee ook ruimte om elkaar los te laten belangrijk. Henny: “Ik laat Kees weleens lekker op de motor rijden.” Kees: “En ik loop weleens een stapje harder als Henny erdoorheen zit, of gewoon met een vriendin weg wil.”
Spanningen
Toch verhullen ze niet dat de aanwezigheid van een kind met een beperking soms ook tot spanningen leidt, met name als ze moe zijn. Ze moeten wel lang nadenken om een concreet voorbeeld te bedenken. Kees, lachend: “We zijn een keer tijdens het wandelen zo boos geweest dat we elk een andere kant zijn opgelopen.” Henny, met glimmertjes in de ogen: “Waarschijnlijk ging het om iets futiels.” Wel ervaren ze dat ze elkaar goed aanvullen. Kees: “Op momenten dat ik zwak ben, is Henny sterk; en omgekeerd. Dat geeft afhankelijkheid van elkaar en waardering voor elkaar. In deze wederzijdse aanvulling zien we Gods hand.”