Evangelisch College steekt opleiding Pastorale Hulpverlening in nieuw jasje

Hoewel vragen over zingeving, geloof en identiteit toenemen, wordt de wereld waarin we leven steeds seculierder. Het is tegen die achtergrond dat het Evangelisch College onlangs besloot haar opleiding 'Pastorale Hulpverlening’ in een nieuw jasje te steken. Voortaan draagt die opleiding de naam ‘Pastoraal Werk’. Volgens Hans Alblas, die als docent en coördinator aan de opleiding werkzaam is, sluit die naam beter aan bij de inhoud van de opleiding én het type pastoraal werker dat men wil opleiden.
Geen therapie
De reden voor de naamswijziging is helder, aldus Alblas. “De term ‘pastorale hulpverlening’ riep steeds vaker associaties op met therapie of counseling,” legt hij uit. “Maar wij leiden geen therapeuten op. Wij richten ons primair op het geestelijk leven van mensen. Op ondersteuning van hun geloofsweg – niet op psychische behandeling.”
Volgens Alblas past ‘pastoraal werk’ beter bij de inhoud en het doel van de opleiding. “Het draait bij ons niet om diagnoses stellen of therapieën uitvoeren, maar om naast mensen staan, luisteren, begeleiden, en geloofsgesprekken voeren – vanuit een stevige theologische en Bijbelse basis.”
Een opleiding in beweging
De naamsverandering komt niet uit de lucht vallen. "De opleiding Pastorale Hulpverlening is 20 jaar geleden gestart. Er is enkele jaren hard gewerkt aan het herzien van het programma. We zitten in een veranderingsproces van een aantal jaren. Vanaf het komende studiejaar zijn de vernieuwingen helemaal doorgevoerd in het programma.”
Wat verandert er concreet aan de studie? Vooral de persoonlijke en professionele vorming van studenten krijgt meer aandacht. “Elke student krijgt begeleiding in kleine groepen. Daarin is ruimte voor persoonlijke verhalen én reflectie op je ontwikkeling als pastoraal werker. Want het belangrijkste instrument in het pastoraat”, zegt Alblas met overtuiging, “ben je zelf.”
Daarnaast wordt ingezet op competentieontwikkeling. “De studenten zijn volwassen mensen met een rugzak aan levenservaring. We willen daarop aansluiten en hen helpen bewust te groeien. Je hoeft niet bij nul te beginnen – maar het is wel belangrijk om te weten waar je staat en wat je nog kunt ontwikkelen.”
Beeld: Evangelisch College
Theologie én praktijk hand in hand
De opleiding legt een stevige theologische basis, naast training in vaardigheden. “Goede Bijbelkennis, een verantwoorde theologie en praktische toepasbaarheid – die driepoot is essentieel”, aldus Alblas. “Je leert omgaan met geloofsvragen, nuances te herkennen en daar respectvol op in te spelen. Het gaat niet om dogmatiek opleggen, maar om mensen begeleiden in hun zoektocht.”
Geen preek in de woonkamer
Alblas is duidelijk over de rol van een pastoraal werker: die is wezenlijk anders dan die van een predikant. “Een predikant staat op de preekstoel, die heeft een andere rol. Een pastoraal werker komt in de huiskamer, in de kwetsbaarheid van het alledaagse leven. Dan moet je niet gaan preken, maar juist ruimte bieden.”
“Wat wij veel zien is dat mensen binnenkomen met de neiging om te helpen vanuit wat ze zelf belangrijk vinden”, vervolgt Alblas. “En hoe zij het geloof beleven. Maar in onze ogen is dat niet waar het in het pastoraat om gaat.”
Hij verwijst naar het Bijbelboek Job: “De vrienden van Job boden de meeste troost toen ze zwegen. Pas toen ze hun mond opendeden, ging het mis. Dat beeld gebruik ik vaak. Eérst luisteren en aanwezig zijn.”
Pastoraal werk is anno 2025 complexer geworden
Dat pastoraal werk anno 2025 complexer is dan vroeger, denkt Alblas. “De tijd waarin geloof en gemeenschap vanzelfsprekend met elkaar verbonden waren, ligt achter ons. Mensen moeten nu zélf hun leven richting geven – ook hun geloofsleven. Dat vraagt om andere competenties van pastoraal werkers.”
Daarbij komt dat mensen vandaag de dag met allerlei druk en psychische uitdagingen kampen. “Geloofsvragen raken steeds vaker aan existentiële thema’s: ‘Waarom ben ik hier?’, ‘Wie ben ik?’ of: ‘Is er nog wel een God die om mij geeft?’”
Ontdek in onderstaande video meer over de opleiding Pastoraal Werk:
Geestelijk leven student
Een opvallend aandachtspunt binnen de opleiding is het geestelijk leven van de student zelf. “Het gevaar is dat je alleen nog bidt of je Bijbel leest omdat je je moet voorbereiden op een gesprek of een dienst. Maar dan raakt je eigen geloofsleven op de achtergrond”, waarschuwt Alblas.
Daarom krijgen studenten handvatten om hun eigen geestelijk leven op peil te houden. “We leren studenten variëren in vormen van bidden en Bijbellezen. Als één vorm niet meer werkt, kun je iets anders doen. Zo voorkom je dat je in een geloofscrisis belandt doordat je routine stukloopt.”
Emotionele impact en zelfzorg
Het werk kan zwaar zijn. “Er zijn momenten dat je bij iemand weggaat en denkt: dit is wel heel heftig. Dan zit je bijna te shaken in je stoel”, vertelt Alblas. “Ik heb het zelf gehad dat ik na twee gesprekken op een ochtend even mijn vrouw moest bellen. Gewoon om de heftigheid kwijt te raken.”
Daarom leren studenten hoe ze geestelijk, emotioneel en mentaal goed voor zichzelf kunnen zorgen. “Na elk gesprek even reflecteren: hoe ging het? Wat raakte mij? Wat was mooi of juist moeilijk? Dat soort gewoontevorming proberen we aan te leren.”
Supervisie speelt daarbij een belangrijke rol. In het derde jaar lopen studenten een erkend supervisietraject via de LVSC. “Daar leren ze methodisch nadenken over hun handelen. En dat komt ook echt op je diploma te staan.”
Praktijkervaring als vormend element
De opleiding duurt drie jaar, wordt in deeltijd aangeboden en telt zo’n 20 of 10 studie-uren per week. Elk jaar lopen studenten stage. “In het begin loop je mee. Uiteindelijk voer je zelf pastorale gesprekken – en in het derde jaar complete trajecten van minstens vijf gesprekken.”
Voor veel studenten is de stage bevestigend dat ze de goede studiekeuze gemaakt hebben. “Juist doordat ze in het werkveld merken: ik mag echt iets betekenen, ik ervaar Gods aanwezigheid in dat gesprek, ik ontvang ook zelf terwijl ik geef – dát is bemoedigend.”
“Uiteindelijk ben jij niet degene die zo hard aan het werk moet. Je mag ook ontspannen daarin gaan staan en ontvangen wat zich aandient. Je bent niet de redder – Die hebben we al. Jij mag gewoon naast iemand staan.”
Beeld: Evangelisch College
Diversiteit in de klas – en in het werkveld
De opleiding trekt studenten van uiteenlopende leeftijden en kerkelijke achtergronden. “Van eind 20 tot in de 70, van reformatorisch tot evangelisch. Die veelkleurigheid is erg verrijkend”, aldus Alblas.
Die diversiteit is ook zichtbaar in het werkveld. “Het maakt nogal verschil of je werkt in een reformatorische zorginstelling waar mensen twijfelen over hun behoud, of dat je in een context werkt waar mensen twijfelen of God überhaupt bestaat. Maar de basis is altijd: luisteren, invoelen en verbinden.”
Ruimte voor theologische verschillen
Binnen de opleiding is veel ruimte voor uiteenlopende visies. “Wij proberen geen dogma’s op te leggen. We willen dat studenten hun overtuigingen bewust ontwikkelen”, zegt Alblas. “We zeggen niet: ‘dit moet je vinden’, maar vragen: ‘waar baseer je je visie op? Ken je ook de tegenargumenten? Wat doet dat met jou?’”
Dat vraagt een open leerhouding. “Je hoeft het niet met elkaar eens te zijn. Maar je mag wel leren om zonder oordeel te luisteren. Je mag uiteraard een eigen visie hebben, maar dat is niet hetzelfde als iemand overtuigen van jouw gelijk.”
Actuele thema’s en pastorale uitdagingen
De opleiding blijft actueel. Thema’s als rouwverwerking, relatieproblemen, geloofstwijfel en geestelijke gezondheid krijgen volop aandacht. “We willen studenten toerusten om met deze vraagstukken om te gaan, met kennis van de laatste inzichten én oog voor geloofsperspectief.”
Daarbij maakt de opleiding onderscheid in benadering. “Je bent geen opiniemaker of predikant, maar pastoraal werker. Die rol vraagt een andere houding. Je zit niet in het gesprek om stelling te nemen, maar om mensen te begeleiden in hun zoektocht naar God.”
Praatmee