Denk tijdig na over belangrijke thema’s rond het levenseinde

Er kunnen momenten in je leven zijn waarop je zelf niet meer kunt aangeven welke zorg je wilt ontvangen. Dit kan tijdelijk zijn, bijvoorbeeld door een ongeval, of blijvend door een aandoening zoals dementie. Daarom is het belangrijk om tijdig het gesprek aan te gaan over je wensen rond het levenseinde. Jan Luursema en zijn zus Ineke Jansma-Luursema bespraken dit onderwerp met hun moeder Gé. Samen blikken ze terug op haar leven.
Gé Luursema-Teekens wist: ‘Mijn leven is door God gegeven, behandelingen zijn goed, maar behandelen als het geen zin heeft, hoeft niet meer. Maar onnodig pijn lijden wil ik ook niet.’
Haar zoon Jan Luursema en haar dochter Ineke Jansma-Luursema vertellen: 'Die dingen, daar was ze van overtuigd.' Samen blikken ze terug op het leven van hun moeder Gé. De foto van hun moeder wordt door Jan Luursema op tafel gezet. Samen kijken we ernaar. ‘Ze was een flinke en krachtige vrouw’, vertelt Ineke. ‘Levenslustig, zelfstandig, een doorzetter en altijd creatief bezig.’ Jan bevestigt: ‘Ja, ze was een levenslustige vrouw. Moeder was niet iemand die achter de geraniums ging zitten. Echt niet.’ Ineke gaat verder: ‘Ze was ook een tikkeltje eigenzinnig, ze had overal een eigen mening over. Moeder was actief betrokken op de familie en ook op de maatschappij. Ze volgde het nieuws en wilde altijd weten wat de ander ervan vond. En dan gaf ze ook graag haar eigen mening.’
Gé Luursema-Teekens woonde tot de laatste twee weken van haar leven zelfstandig in haar eigen huis in Oosterbeek. Er was nauw contact met haar vier kinderen en hun gezinnen. Haar drie dochters woonden wat verder weg, wel kwamen ze regelmatig langs. Jan woonde in de buurt en kwam elke week om haar boodschappen te brengen, met haar te praten en herinneringen op te halen. Hij probeerde dan met zijn moeder te spreken over hoe zij in het leven en in haar geloof stond en wat dat betekende voor haar levenseinde.
Jan: ‘Tijdens haar leven heeft mijn moeder daar ook veel met haar zus over gesproken, omdat haar zus voorstander van euthanasie was. Mijn moeder ging daar dan flink tegenin en zei dan: ‘Dat bepalen wij niet, je moet doorzetten!’ Al voordat mijn moeder de NPV-Levenswensverklaring had aangevraagd, had ze de visie van de Levenswensverklaring al redelijk geadopteerd. Ze herkende zich in de uitgangspunten van de verklaring. Want mijn moeder wilde geen euthanasie, maar wilde ook geen onnodige behandeling. Dat was haar eigen keuze.’ Ineke bevestigt dat: ‘Ja, daar was ze stellig van overtuigd.’
Jan: ‘Maar langzamerhand zag ik dat mijn moeder meer moeite kreeg met haar geheugen. We hebben toen in een vroeg stadium de casemanager dementie ingeschakeld. In de gesprekken met de casemanager kwam aan de orde dat het verstandig is om op tijd na te denken over het vastleggen van moeders wil en wie haar zou mogen vertegenwoordigen. Voordat moeder dat niet meer zou kunnen door haar dementie.’
Dat heeft ertoe geleid dat Jan de NPV-Levenswensverklaring besprak met zijn moeder. Jan vertelt dat zijn moeder aangaf dat zij deze verklaring wel wilde. Maar ze wilde ook weten wat de andere kinderen ervan vonden. Er was onder de kinderen geen twijfel over de Levenswensverklaring. De verklaring paste goed bij de overtuigingen van hun moeder.
Ineke: ‘Voor mijn moeder is het ook wel rustgevend geweest om haar wil op papier te zetten. Zo van: nu staat het op papier en iedereen weet wat ik wil.’
‘De laatste weken dat moeder thuis was, waren pittig’, vertellen Ineke en Jan. Daarbij speelde de dementie een rol en haar lichamelijke gezondheid die achteruit ging. Er was in die periode steeds meer zorg nodig, ook op momenten die niet in te plannen waren. De familie organiseerde de zorg op zo’n manier dat er 24 uur per dag iemand aanwezig was. Daarbij waren zowel de kinderen als de kleinkinderen betrokken.
Jan vertelt: ‘In de laatste week thuis is ze gevallen en ontstond er een situatie dat ze letterlijk niet meer op haar eigen benen kon staan. Je probeert dan creatief te denken, maar eigenlijk was het een onhoudbare situatie.’
Het werd duidelijk dat het thuis niet meer ging en dat het noodzakelijk was dat ze opgenomen werd in een verpleeghuis.
In de NPV-Levenswensverklaring had Gé haar zoon Jan en dochter Ineke gemachtigd om beslissingen namens haar te nemen op het moment dat ze dat zelf niet meer kon. ‘Dat machtigen is voor mij wel heel belangrijk geweest,’ zegt Jan. ‘Dit heeft geholpen bij alle gesprekken die nodig waren voor de opname in het verpleeghuis. De verpleeghuisarts had het hele dossier van mijn moeder gelezen en daarin zat ook de NPV-Levenswensverklaring. De arts vroeg tijdens het intakegesprek in het verpleeghuis: ‘Is dit nog steeds geldig zo, is dit ons handelen?’
Jan en Ineke konden daar bevestigend op antwoorden, omdat deze verklaring het denken van hun moeder verwoordde.
Jan: ‘Bij de opname in het verpleeghuis hadden we nog niet in de gaten wat er precies aan de hand was. Wij dachten dat ze gevallen was en dat ze daardoor niet op haar benen kon staan, maar in werkelijkheid was er iets anders aan de hand.’
Onderzoek wees uit dat Gé een probleem had in de vaten van haar benen. Daarvoor zou een grote en risicovolle ingreep nodig zijn, terwijl Gé op dat moment erg kwetsbaar was. ‘Over die beslissing werd ik toen gebeld’, vertelt Jan. ‘Toen hebben we de beslissing genomen: dat doen we niet. Het was goed de wetenschap te hebben dat het op papier vaststond dat onze moeder niet zinloos behandeld wilde worden. Dat heeft onze beslissingen makkelijker gemaakt. De NPV-Levenswensverklaring heeft ervoor gezorgd dat ik zeker wist dat moeder er zo over dacht.’ Door dit gesprek begrepen Ineke en Jan dat dit ook betekende dat het sterven van moeder heel dichtbij gekomen was. Gé Luursema-Teekens is 94 jaar geworden.
Ineke en Jan kijken positief terug naar de laatste levensfase van hun moeder. Samen kijken ze naar de foto van hun moeder die op tafel staat. Ineke zegt: ‘Ja, ze was echt levenslustig. Want iedere morgen, zelfs in het laatste jaar nog, zei ze: “Als ik wakker word en in mijn stoel zit, dan kijk ik weer naar buiten en dan denk ik: o, de vogels fluiten weer en de kinderen gaan weer naar school.” Ze bleef gewoon heel erg betrokken.’
Praatmee