De barmhartige Samaritaan: op wie in de gelijkenis lijk jij het meest?
In de gelijkenis van de 'Barmhartige Samaritaan' in Lukas 10:25-37. Daarin beantwoordt Jezus de vragen van een Joodse Wetgeleerde (nomikos) hoe hij in de hemel kan komen (vgl. Lukas18:18) en wie zijn naaste is.
In eerste instantie antwoordt Jezus met het tweezijdige gebod van de liefde, tot God en tot de naaste (Mattheüs 22:37-41; Markus 12: 29-31). Maar vervolgens illustreert Hij dat gebod met een voorbeeldverhaal, waarin blijkt dat liefde het finale antwoord is op het menselijke lijden. Jezus gebruikt in de gelijkenis Zijn relatie met de door Joden verachte Samaritanen. Op de achtergrond spelen eerdere gebeurtenissen die Zijn verhouding tot de Samaritanen kenmerken. Hij straft ze niet met een oordeel als ze hem doortocht weigeren (Lukas 9: 51-56). Hij spreekt met een Samaritaanse vrouw en wordt door haar dorp erkend als de Messias (Johannes 4: 1-42). Het blijkt dat Jezus ook de Samaritanen liefheeft.
Minstens zeven personen spelen een rol in het verhaal. We verdelen ze in drie groepen:
1. De rovers en hun slachtoffer
Op de berucht gevaarlijke weg van Jeruzalem naar Jericho wordt een man beroofd en door de rovers helemaal in elkaar geslagen.
Met deze gelijkenis roept Jezus het beeld op van het lot van de lijdende mens in dreigende contexten. In dit geval niet het lijden dat het gevolg is van de eigen zonde. Het gaat hier om het lijden dat mensen wordt aangedaan door andere mensen. Zij lijden onder oorlogsgeweld, crimineel geweld, onrecht, laster, en vervolging door hen die dat leed veroorzaken. In Psalm 9 spreekt David over hen :10 (de verdrukten), :13 (de ellendigen), :19 (de armen). Prediker 5:7 signaleert “onderdrukking van de armen en beroving van recht en gerechtigheid”. In Mattheüs 25 spreekt Jezus over hen, :35,36,37,38,42,44 (de hongerigen, dorstigen, naakten, zieken, gevangenen, vreemdelingen). Hebreeën 13:3 noemt ze “hen die slecht behandeld worden”.
Voorbeelden vandaag:
-oorlogsslachtoffers en oorlogshitsers
-verdrukten en verdrukkers
-vervolgden en vervolgers
-uitgebuitenen en uitbuiters
-rechtelozen en rechtverkrachters
-getroffenen en systemen van onrecht
-gevangenen en vrijheidsberovers
-beroofde armen en rovende rijken
-belasterden en lasteraars
-zwakken en sterken
Samenvattend: Jezus wijst op het lijden van mensen doordat andere mensen zich ten koste van hen handhaven en bevoordelen in macht en rijkdom. Het kan zomaar zijn dat u en ik zich herkennen in een van beide kanten, of misschien wel in alle twee. In beide gevallen heeft Jezus een bijzondere boodschap voor ons.
2. De priester en de leviet
Priesters en levieten (Genesis 46:11; Numeri 3; 1 Kronieken 6) vertegenwoordigden de tempeldienst en de offers van verzoening en oordeel waardoor God aanwezig was onder het volk en waardoor Hij het liet uitzien naar de Messias, het volmaakte offer. Samen met de Farizeeën en Wetgeleerden waren zij de morele en godsdienstige leiders van het volk.
De priester en de leviet zouden - gezien hun voorbeeldpositie als godsdienstige leiders - de eersten hebben moeten zijn om zich het lot van het slachtoffer aan te trekken. Door niet te helpen, kiezen ze indirect partij voor de rovers. Ze zijn medeverantwoordelijk voor het lijden van het slachtoffer.
Met het beeld dat juist zij het laten afweten, laat Jezus zien (a) aan de vragen stellende Wetgeleerde, (b) aan het Joodse volk en (c) aan ons allen wie Hij is en waarom Hij moest komen. Daarmee impliceert Hij drie aspecten:
Ten eerste, met de gelijkenis toont Jezus dat de vertegenwoordigers van de oudtestamentische tempeldienst en godsdienst ontrouw zijn aan hun roeping om voor Joden en niet-Joden een universele voorafschaduwing voor alle volken te zijn van de Messias en Zijn Rijk van gerechtigheid. De beelddragers van tempel en Jodendom vertonen niet het beeld van zelfopofferende en verlossende liefde van de komende Messias (Jesaja 53:3,7). Samen met de Farizeeën en Schriftgeleerden (grammateis) of Wetgeleerden (nomikoi) hebben zij een eigen religie ontworpen. Dat is de godsdienst die later het Judaïsme zou gaan heten. Zij wijkt af van Abraham, Mozes en de profeten omdat zij Jezus afwijst en primair focust op zelfhandhaving. In Mattheüs 23:2.3 zegt Jezus over de Farizeeën dat hun daden niet overeenkomen met hun mooie woorden en dat ze daarom niet volgenswaardig zijn.
Ten tweede, met de gelijkenis bevestigt Jezus wat altijd al Gods bedoeling was, namelijk dat de oudtestamentische tempeldienst en de bijbehorende offers geen doel in zichzelf hebben maar slechts een schaduw van de komende werkelijkheid voor de hele wereld zijn en dus onvolmaakt zijn. God neemt de schaduwachtige voorbeeldfunctie van Israël en de hele tempeldienst weg om de volmaaktheid van Christus en van Zijn volkomen liefdesoffer daarvoor in de plaats te stellen (Hebreeën 10:9).
Ten derde, de vervulling en afronding van Israëls voorbeeldfunctie en van de tempeldienst heeft consequenties voor onze Israëlvisie vandaag. Met de gelijkenis laat Jezus ons zien dat er geen Bijbelse reden is voor verwachtingen van een herstel van de tempeldienst in Jeruzalem en een etnisch en geografisch herstel van het oudtestamentische Israël van de twaalf stammen. Ook geeft Jezus geen grond voor het geloof in een religieuze positie en toekomst voor het Joodse volk in Gods heilsplan, die uitzonderlijker zou zijn dan die van alle volken. Voor het Evangelie zijn alle naties gelijkwaardig.
3. De Samaritaan en de herbergier/waard
Een verachte Samaritaan blijkt de redder te zijn van het slachtoffer en hij schakelt voor dat reddingswerk de hulp in van een herbergier.
Deze gelijkenis bevat drie boodschappen van Jezus:
In de eerste plaats is het een boodschap van liefde en troost voor alle mensen die lijden omdat ze misbruikt worden door de plegers (en hun systemen) van vervolging, onrecht, geweld en uitbuiting, die alleen hun eigen belang op het oog hebben. God heeft voor hen speciale belangstelling. “Heeft God niet de armen van deze wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof”? (Jakobus 2:5; vgl. Mattheüs 5:3). Daarom heeft Jezus juist oog voor de slachtoffers in deze wereld. Hij identificeert zich met de helper in de gelijkenis, de door de Joden verachte Samaritaan. Hijzelf is de barmhartige Samaritaan. Evenals de Samaritanen wordt ook Hij door de Joodse leiders buitengesloten. Maar juist in die weg van vernedering van de Zoon van God is Jezus de Redder van slachtoffers van geweld, onrecht, vervolging en uitbuiting. Zijn genadige oproep om erfgenamen van het Koninkrijk te zijn en Hem lief te hebben is in het bijzonder tot deze arme en behoeftige slachtoffers gericht (Mattheüs 5: 3-12). Dat is een boodschap van grote troost voor hen.
In de tweede plaats is de gelijkenis een ernstige waarschuwing aan het adres van alle egoïstische misbruikers van macht en plegers van geweld en onrecht, inclusief aan hen die medeverantwoordelijk zijn door deze zonden en de politieke en systematische contexten ervan te faciliteren, bagatelliseren, goed te praten, of -- zoals de priester en de leviet -- simpelweg aan de slachtoffers voorbij te gaan. Jezus wil ook niet hun ondergang. Ook voor hen is Hij gekomen. Maar als ze zich niet bekeren, zullen ze omkomen in Gods toorn en oordeel.
In de derde plaats, is de gelijkenis ook een bijzondere boodschap aan alle christenen. Ze moeten steeds meer gaan lijken op de barmhartige Samaritaan en ze zijn te vergelijken met de herbergier. Evenals de herbergier in de gelijkenis schakelt Jezus hen in om deelnemers te zijn aan Zijn reddingswerk, ook in contexten die als gevaarlijk bekend staan. In Mattheüs 25 zegt Jezus: “Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij hebt gedaan, hebt u dat ook voor Mij gedaan” (:40). Het is niet vrijblijvend. Hij zegt ook: “Voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan” (:45).
Liefde
Gehoorzaamheid aan de opdracht van Jezus is de vrucht van de liefde, waarop Jezus voorafgaande aan de gelijkenis de Wetgeleerde al wees. Kunnen wij die liefde tot God en de naaste opbrengen? Ook liefde voor de volgelingen van systemen die Jezus (nog) afwijzen en christenen smaden (Mattheüs 5: 10-12)? We kunnen dat niet vanuit onszelf, maar wel vanuit Hem. Het kan alleen in die weg, want: “Wij hebben Hem (en onze naaste) lief omdat Hij ons eerst liefhad” (1 Johannes 4: 19, vgl :10). Daarom geven we ons in geloof over aan Hem. Zijn volmaakte werk van verzoening en redding vult ons met de liefde om ons in te zetten voor de verachte, behoeftige en verdrukte naaste, ook vandaag.
Op wie in de gelijkenis lijken u en ik het meest?
Praatmee