NRC spreekt in aanloop naar de verkiezingen uitgebreid met de lijsttrekkers van alle partijen. Daarbij komen verschillende onderwerpen aan bod. Bij CDA-leider Henri Bontenbal ging het onder meer over de vraag hoe gelovig hij is. Niet voor het eerst benadrukte hij dat het CDA een christelijke partij is, maar een christendemocratische partij. Bontenbal stelt dat belangrijk te vinden omdat het CDA zich juist baseert op de christendemocratische filosofie, al gaf hij wel toe dat die filosofie is gebaseerd op het christendom. “Maar ik vind het belangrijk dat het CDA een partij is met een open blik voor heel veel andere mensen”, aldus Bontenbal. “Er lopen in mijn partij een heel aantal mensen rond die anders geloven of niet geloven. Dat vind ik het mooie aan het CDA en dat moeten we niet kwijtraken.” 

“Ik zal nooit een Algemene Politieke Beschouwing openen met een Bijbeltekst”, maakte de CDA-leider duidelijk. “Ik zou mezelf daar nog door kunnen laten inspireren, maar ik zou het niet doen.” Hij legde desgevraagd ook uit waarom: “Ik heb een andere opvatting over politiek. Het is niet zo dat een christen automatisch bij het CDA zou moeten uitkomen. Er zijn christenen die bij GroenLinks of de VVD uitkomen. Ik wil niet zeggen dat wat zij doen dan niet christelijk genoeg is. Dat is namelijk de conclusie die je trekt als je zegt dat je zelf christelijke politiek bedrijft. Je zegt dat de ander dat niet zou doen en dat vind ik te simpel.” 

Bontenbal stelde dat hij zich persoonlijk wel laat inspireren door de Bijbel. “Maar het is zo dat ik bij het nadenken over klimaat- of stikstofbeleid ga zoeken in religieuze teksten. In de Bijbel staat namelijk bar weinig over klimaat en stikstof. Of ik zelf uit de Bijbel lees? Elke dag met het gezin. We ontbijten in de ochtend altijd gezamenlijk en dan lezen we uit de Bijbel en bidden we het Onze Vader."

Vervolgens kwam het gesprek op bidden en maakte Bontenbal duidelijk een brede definitie van bidden te hanteren. Of hij ook weleens de hulp van boven inroept? “Nee. Dat vind ik veel te instrumenteel. Het is niet zo dat christenen een speciaal lijntje met God hebben en anderen niet. Dat vind ik nogal blasfemisch. Ik heb als kind ook nooit gebeden om een tentamen te halen. Ik dacht: dan moet ik gewoon beter leren. Dat heeft ook te maken met hoe ik denk dat God zich tot de wereld zou verhouden. Ik denk vaak: God heeft wel iets beters te doen dan naar mijn onbenulligheden te luisteren. Hij heeft mij talenten gegeven, een geweldige opvoeding en een omgeving waar ik niets over te klagen heb. Als er iemand geen recht heeft op goddelijke bijstand ben ik het wel. Dan heb ik liever dat God zich bezighoudt met weeskinderen en mensen in oorlogsgebieden.”