'Mattheüs noemt ze in het Grieks magoi, wat wijzen, geleerden of ook magiërs, tovenaars kan betekenen', merkt ds. H. D. Rietveld op in zijn antwoord. 'Omdat Mattheüs drie geschenken voor de pasgeboren koning vermeldt (goud, wierook en mirre) heeft men in de kerkelijke traditie ervan gemaakt dat het drie koningen waren, die ook nog eens drie menselijke hoofdrassen vertegenwoordigden (nl. uit de drie zonen van Noach voortgekomen). Men verwees hierbij naar de Bijbel: Psalm 72: 10 en 11 (de koningen van Tarsis en de kustlanden zullen schatting brengen; de koningen van Sjeba en Seba zullen schatten aanvoeren). Vandaar dat men voor de verre reis ook de kamelen erbij heeft bedacht als gebruikelijk vervoer voor hun verre reis..

Conclusie: we weten niet precies om welke mensen het gaat. Wél dat zij van Godswege werden aangespoord om het Kind te aanbidden als de Koning van alle volken. Het is ook met die bedoeling dat Matthëus hun bezoek vermeldt: deze voorname buitenlanders zijn de eersten die Gods Zoon komen aanbidden als een voorbode van het wereldwijde geloof dat de verspreiding van het evangelie van Jezus Christus zou teweeg brengen', aldus de christelijke gereformeerde emerituspredikant.