Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
Het is al van heel lang geleden en het zit dan ook diep. Mijn lieve vader was tot geloof gekomen. Hij liet zich dopen en nam het evangelie serieus. Op allerhande locaties, in schoollokalen en verbouwde kippenhokken sprak hij over de Bijbel en over Christus. Doorgaans bracht een oude dame daarna een snotverkouden harmonium tot leven. We zongen en we gingen weer. Op de fiets, een statige Fongers, waarbij ik op de stang mocht zitten in amazone-zit. Soms stond mijn vader als een verzopen kat achter zijn lezenaar. Natter kon Petrus niet zijn nadat hij in de golven verdween.
Mijn vader ging theologie studeren en moest aan het Hebreeuws en het Grieks. Dat werd helemaal niets, met een groeiend bedrijf en een uitdijend gezin. Bovendien was mijn moeder niet van plan zich te begraven in een of ander dorp, waar een of twee boeren het voor het zeggen hadden. Mijn vaders droom met daarin zijn roeping is nooit uitgekomen. Hij hield er een preekconsent aan over. De fiets bleef in de schuur. Hij is nooit meer natgeregend.