Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
Als Johan* op de terugweg na een spreekbeurt bij een jeugdevent even wegvalt en zijn ogen weer opendoet, ziet hij zichzelf in volle vaart op een lantaarnpaal afrijden. Eerst is er een kort ogenblik sprake van angst, maar dan ervaart hij een onwerkelijk gevoel van vrede en rust. De onvermijdelijke klap volgt, maar hoewel Johan alles hoort en ziet, voelt hij er helemaal niets van: “Ik stond psalm 91 te lezen bij mijn auto terwijl ik wachtte op de politie.”
Die psalm wordt voor Johan op een indrukwekkende manier werkelijkheid, wanneer hij op de lantaarnpaal af rijdt. Hij is opvallend rustig wanneer hij zijn verhaal doet. “Ik had die avond gesproken op een jeugdevent in Den Helder. Dat is best een eindje van mijn huis in Werkendam vandaan. Ik moest ongeveer twee uur rijden en had met mezelf afgesproken dat ik bij een vriend in Den Helder zou blijven slapen als ik moe was. Verder zou ik een hotel opzoeken als ik onderweg moe zou worden. Ik was namelijk niet van plan om met mijn auto in een boom te hangen.”