Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
Ik kreeg een vraag over de ‘erfzonde’, een thema waarover nogal wat misverstanden bestaan. Om te beginnen: Adam werd een zondaar doordat hij zondigde; bij zijn nazaten is het andersom: ‘Adamieten’ zondigen doordat zij zondaars zijn, oftewel: doordat zij een zondige natuur hebben. Om van die macht van de zonde af te komen moet een mens getransformeerd worden tot een ‘nieuwe’ mens (Ef. 4:24).
Een zondaar kan alleen maar zondigen; zelfs zijn ‘goede’ daden zijn alleen maar ‘dode werken’ (Hebr. 6:1; 9:14; vgl. Jes. 64:6). Zondigheid is zijn natuur. De Bijbel spreekt vele malen over deze ‘natuurlijke’ zondigheid van de mens (Gen. 6:5; 8:21; Job 14:4; 15:14; Ps. 14:1-3; 51:7; 58:4). In Efeze 2:3 geeft het woord ‘natuur’ al aan dat het gaat om wat wij ‘van nature’, dus door geboorte zijn. Daarbij gaat het echter niet om de geschapen, maar om de gevallen natuur van de mens. Als wij zeggen: ‘Van nature ben ik een denkend wezen’, gaat het om onze geschapen natuur; als wij zeggen: ‘Van nature ben ik een leugenachtig wezen’, gaat het om onze gevallen natuur. De twee moeten zorgvuldig onderscheiden worden. Wat zondaars ‘van nature’ doen gaat in tegen hun oorspronkelijke geschapen natuur (vgl. Rom. 1:22-27). Het begon met een zondige daad (Gen. 3), die Adams natuur werd. Deze natuur werd vervolgens de natuur van elke nakomeling, en in alle nakomelingen leidde en leidt deze zondige natuur tot hun persoonlijke zondige daden.