Jonge christenen worden warm gemaakt met omstreden Israƫlvisie
āIn de kerk moet het verlangen blijven om catechese te geven ten aanzien van IsraĆ«l als eigendom van Godā, stelt Piet Vergunst, als redacteur van de bundel āEigendom van Godā. Onlangs werden diverse boekfragmenten op Cvandaag gepubliceerd om onder andere de verkiezing van IsraĆ«l, de zegen voor IsraĆ«l en de toekomst van IsraĆ«l onder de aandacht te brengen bij de jonge generatie. Ik zet mijn vraagtekens bij de in mijn ogen omstreden IsraĆ«l-visie die er in dit boek wordt gehanteerd en licht dat graag toe.
De auteurs benaderen het onderwerp met Bijbelstudies vanuit verschillende perikopen. Zij hebben allen hetzelfde doel. Namelijk de verdediging van de overtuiging dat God IsraĆ«l āal van eeuwigheid op het oog hadā (29) en dat IsraĆ«l in Gods bestel, ook rekenend met Zijn openbaring in Christus, blijvend een uitzonderlijke positie en toekomst heeft. Erkend wordt dat het land van God is (98), maar in de interpretatie van Gods landbelofte aan Abraham en IsraĆ«l meent men dat het huidige Joodse volk zich voor het bezit van het land rechtens mag beroepen op de Bijbel, ook al was het eeuwenlang in het bezit van Arabieren (97). Gods bedoeling met āde volkenā is ondergeschikt aan Zijn focus op IsraĆ«l. De volken zijn in IsraĆ«l āingelijfdā (Psalm 87:6 OB 1773). Het begrip āIsraĆ«lā wordt in de bundel vaak vereenzelvigd met de aanduiding āhet Joodse volkā. Het belang van kennis van de Joodse (Hebreeuwse) context van de Bijbel en van de Joodse identiteit van Jezus Christus ontvangt veel nadruk.
De auteurs menen dat we op grond van Gods openbaring een ātegoedā voor etnisch IsraĆ«l hebben te verwachten (95). Dat hangt samen met hun futuristische visie op de op handen zijnde wederkomst van Christus en het komende āKoninkrijk van Godā. Vanuit Jeruzalem zal Jezus het Koninkrijk āvoor IsraĆ«lā herstellen (116-125). De toestroom van Joden naar het āheilige landā (aliyah) en de vestiging van de IsraĆ«lische staat zijn volgens de bundel daarvan minstens aanwijzingen (96, 101). Een rode draad door het boek is dat de christenen en de Kerk in het Westen 2000 jaar geen oog hebben gehad Gods specifieke plan met IsraĆ«l en met het Jood-zijn van Christus. Vanuit een vervangingsgedachte heeft de Kerk de plaats van IsraĆ«l gestolen (64) en zelf ingenomen. Het gebod om IsraĆ«l lief te hebben en tot jaloersheid te wekken hebben we overtreden en we zijn (mede)schuldig aan de traditie van (Westers) antisemitisme, pogroms en de Shoah (73, 126).
Relatieve waardering
Het beste dat over dit boek kan worden gezegd, is dat de auteurs serieus hebben geprobeerd om hun inzicht vanuit hun verstaan van de Bijbel te funderen. De integriteit van deze broeders staat buiten kijf, ook in hun zoeken naar een hermeneutisch uitgangspunt. Tevens deel ik hun afkeer van een theologie die voortkwam uit een Westers en kerkelijk superioriteitsdenken waarin de basisrechten (ook) aan Joodse medeburgers werden ontnomen. Schaamte voor racistische praktijken in het verleden, die niet zelden uitmondden in schandelijk anti-Joods geweld, is zeker op zijn plaats (73). Het is goed om daarop te blijven wijzen, hoewel dit aspect voor veel potentiĆ«le lezers van de bundel wellicht āhet openen van een open deurā is.
Een relativering geldt mogelijk ook het op zich terechte pleidooi voor studie van de oorspronkelijke culturele setting en talen waarin God Zijn openbaring heeft gegeven. Eigenlijk zou het belang daarvan voor christenen van de Reformatie vanzelfsprekend moeten zijn. Peter Goeman liet recent nog eens zien hoezeer Luther en Calvijn al trendsetters en propagandisten waren voor kennis van de bron-talen bij het interpreteren van de Bijbel. Dit belang neemt niet weg dat alle talen een gave van God zijn en dat Hij ze allemaal gebruikt in Zijn Koninkrijk. De auteurs wijzen op het belang om het ābestaansrecht voor Jodenā te blijven benadrukken. Welke christen zou dat willen tegenspreken?
Het boek wil ook dat de Kerk āde Joodse traditie zou herwaarderenā (110). Prima, maar hoe dat moet als die traditie aspecten bevat die de positie van Jezus ontkennen en het christelijke geloof kwetsen, wordt niet duidelijk. De auteurs vinden het terecht belangrijk om te blijven zeggen dat de mens Jezus een Jood was. Want dit belijden houdt met name in dat Hij geen schijnlichaam had, echt mens was, en dat Hij als Messiaanse erfgenaam in de koningslijn van David de vervuller was van de oudtestamentische profetieĆ«n. Maar het zou fijn zijn geweest als de auteurs tevens hadden beklemtoond dat de Joodse identiteit van Jezus geen scheiding aanbrengt tussen Joden en niet-Joden. Een Hebreeuws sprekende Joodse aanhanger van het JudaĆÆsme staat van nature niet dichter bij Jezus Christus (en dus niet dichter bij God) dan bijvoorbeeld een Chichewa sprekende MalawiĆ«r die gevangen zit in de Afrikaanse traditionele religie, een ongelovige Amsterdammer of een verharde onbekeerde kerkganger. Een Jood die Christus heeft aangenomen is vanwege zijn/haar Jood-zijn niet inniger verbonden met Jezus dan een christen met een andere etnische achtergrond.
De Israƫlfocus is een cirkelredenering
Helaas wegen waardering voor de intenties van de auteurs en het positieve in de bundel niet op tegen fundamentele kritiek op de inhoud en de strekking van het boek. Mijn voornaamste bezwaar is dat gebruik is gemaakt van een cirkelredenering. In zoān theorie stop je erin wat je eruit wilt krijgen. Het hermeneutische uitgangspunt van de auteurs is dat God in de hele heilsgeschiedenis allereerst is gefocust op IsraĆ«l en dat Hij daarom uitkomt bij een blijvende uitzonderlijke positie en toekomst van IsraĆ«l als specifiek āvolk van Godā. In deze aanname wordt de plaats van het etnische Joodse volk in Gods heilsplan uitzonderlijker dan de plaats van enig ander volk en wordt Christus afhankelijk gemaakt van IsraĆ«l. Dat deze theorie zwaar onder vuur ligt, kan de lezer nauwelijks uit het boek halen en al helemaal niet uit de genoemde literatuur (69, 135, 136, 158-160). Het lijkt me daarom niet ongepast om hier aandacht te vragen voor mijn artikel āHet idoliseren van IsraĆ«l schaadt Joden en Christenenā.
God beoogt in Christus alle volken
Helaas blijkt bij de auteurs een blinde vlek met betrekking tot het meest voor de hand liggend overkoepelend hermeneutische uitgangspunt, dat zich al opdringt vanaf Genesis 3, en wel de verzen 9 en 15. Daar zien we al Gods liefdevolle zoeken en roepen van de verloren mens en Zijn belofte van redding en overwinning aan de hele mensheid. Daar begint het Evangelie in de Schrift. De Bijbel bevat vervolgens talloze verwijzingen naar Gods blijvende focus op Zijn hele schepping, op de wereld en de volken. Dat wordt niet anders als Hij Abraham en Israƫl verkiest. De unieke verkiezing van het etnische volk Israƫl ten tijde van het oude verbond staat geheel ten dienste van Gods plan met de gehele wereld. Zijn liefdevolle maar ook strenge handelen met Israƫl is bedoeld om de wereld te laten zien wie Hij is in Zijn genade en oordelen. Met Zijn trouw en liefde voor Israƫl toont Hij Zijn liefde en trouw voor de wereld. De taak van het oudtestamentische Israƫl is missionair gericht, om een demonstratie of voorafschaduwing te zijn van Gods universele bedoeling naar alle volken toe.
In Christus is Gods bedoeling geheel vervuld en daarmee ook de oudtestamentische verkiezing en taak van Israƫl ofwel van het Joodse volk. In Hem is Gods Evangeliebelofte verwijd naar alle etnische volken, waaruit Hij tot aan de wederkomst Zijn ene uitzonderlijke volk bijeenbrengt, de Kerk. Het gaat onder de nieuwe gestalte van het genadeverbond niet meer om de uitverkiezing van een apart etnisch volk als zodanig maar om de verkiezing van uit alle volken afkomstige wedergeboren mensen, Joden en niet-Joden, die samen Gods specifieke volk vormen. Joden hebben dus helemaal niet afgedaan want ook zij mogen door geloof in Jezus lid zijn van de Gemeente (Kerk) van Jezus Christus en delen in alle beloften van God (2 Kor. 1:20). God blijft trouw aan Zijn in oudtestamentisch Israƫl gedemonstreerd verbond met de mensheid, maar dat effectueert Hij alleen bij hen die geloven in Jezus Christus. Van inlijving van volken in Israƫl is geen sprake (dat beklemtoont ook A. van de Beek, De kring om de Messias, 2002, p. 177, 211, 298v).
Psalm 87:6 (HSV) spreekt van āerbij tellenā. Het voorrecht om die Evangeliebelofte te mogen ontvangen, geldt alle volken in gelijke mate, ook het Joodse volk. De muur van afscheiding tussen IsraĆ«l en de volken is afgebroken (Efeze 2: 11-22). De unieke missionaire roeping van oudtestamentisch IsraĆ«l ten behoeve van de wereld is vervuld in de missie van Jezus, die uitgaat naar alle volken. In die hermeneutische benadering komen de eenheid en samenhang van Oude en Nieuwe Testament tot hun recht. Het doet pijn dat de broeders in deze bundel de impact van het allesbepalende christocentrische karakter en de universele gerichtheid van de Schrift hebben gemist en zo uitkomen bij een falende IsraĆ«lvisie. De Bijbelgedeelten die zij aanhaalden ter ondersteuning van hun omstreden IsraĆ«lvisie binnen hun eigen Schriftbeschouwing, krijgen in de door ons voorgestane benadering een andere spits. Zie daartoe de op LinkedIn gepubliceerde volledige versie van deze recensie.
Hoop voor een nieuwe generatie
De titel zegt dat het boek is geschreven āvoor een nieuwe generatieā. Uiteraard bestaat ook het bedoelde jeugdige geslacht uit mannen en vrouwen. Maar het valt op dat de lijst van auteurs in meerderheid bestaat uit bejaarde mannen, en dat vrouwen ontbreken. Zullen jongere voorgangers en gemeenteleden zich laten aanspreken door de IsraĆ«lvisie die de auteurs uitdragen? Andries Knevel zegt in het magazine van het Evangelisch College (maart 2023, p. 26), dat de themaās van het āchiliasmeā, en āde unieke positie van IsraĆ«lā onder de jonge generatie niet (meer) leven en ook niet meer terugkomen.
Als Knevel gelijk heeft, zal de Israƫlopvatting van de auteurs niet kunnen rekenen op een goede ontvangst, in ieder geval niet onder jongeren. Die hebben mogelijk meer dan de auteurs (vgl. AG, 96) aandacht voor de uitzichtloze situatie die is ontstaan door de voortdurende Israƫlische bezetting van Palestijns land en het lijden en onrecht dat daarvan het gevolg is voor Arabieren en Joden. De Palestijnse christen Munther Isaac schetst een treffend beeld daarvan in zijn: De andere kant van de muur (2023).
Het is nog belangrijker dat (ook jonge!) christenen op grond van de Bijbel de veronderstelling afwijzen dat het christelijke geloof pas echt zou zijn als het wordt ervaren binnen een bepaalde etnisch en geografisch ingeperkte IsraĆ«lvisie. Want juist de suggestie van zoān voorwaarde kan werken als een belemmering van het gelovige zicht op de eenheid en samenhang van Gods openbaring voor de gehele wereld. De kern of het doel (telos) van de Bijbel is dat God in Zijn liefdevolle genade in Christus zegen en redding biedt aan verloren mensen van alle generaties, ongeacht etniciteit. Gelovigen - jong en oud, Jood en niet-Jood - leven niet van een IsraĆ«lverwachting maar van Christus. Hij alleen is onze hoop (1 TimotheĆ¼s 1:1).
Dr. Steven Paas bestudeert Israƫlvisies en is actief op de terreinen van kerkgeschiedenis, missiologie en de lexicografie van het Chichewa, een veel gesproken taal in centraal Afrika.
Praatmee