Ook al ga je bij God over de knie, Hij blijft van je houden

“Groot van gunst en trouw, goedheid bewarende voor duizenden...”. Zou God het een keer zat zijn en ermee op willen houden? Je zou dat haast denken als je het nieuws aanzet en merkt dat er telkens problemen zijn. Is het op de ene plek rustig geworden, dan ontvlamt er ergens anders ineens een oorlog. Zonde lijkt maar niet te stoppen. Je zou het de kop in willen drukken.
Misschien moeten we maar niet voor God invullen wanneer Hij ermee op moet houden en gelukkig hoeven wij daar ook niet over te beslissen. Maar God heeft geen kort lontje als het op Zijn frustraties aankomt. Hij bedwingt Zich. Hij heeft een “erech apayim”, “een lange neus”, schreef ik de vorige keer naar aanleiding van Exodus 34:6, Gods eigen verklaring over Zichzelf aan Mozes. Alhoewel je zou verwachten dat God Zijn gerechtigheid eens onbeteugeld los zou willen laten op aarde, houdt Hij Zich in. Dat is nou onze God! Hij is niet als wij. Gelukkig maar. Hij laat Zijn zon opgaan over bozen en goeden tegelijk (Matt.5:45). Zijn zachte linkerhand beteugelt Zijn harde rechter.
De kus van God
Ik denk wel eens dat als God ons ziet, Hem de tranen in de ogen springen: tranen van liefde en verrukking, en misschien ook tranen van verdriet om onze zonden en situaties. Hij is zó bewogen met ons, zó begaan met ons, dat Zijn hart smelt wanneer Hij ons aan ziet komen waarna Zijn woede in een blik bedaart. De verloren zoon die thuiskomt, in de beroemde gelijkenis in Lucas 15, maakte dat mee. Nadat hij tot inkeer kwam en terugkeerde, was zijn vader zó verrukt zijn zoon weer terug te hebben nadat die van hem was weggelopen, dat de vader hem om de nek vliegt, vergeet dat zijn zoon van alles heeft uitgespookt wat niet door de beugel kan en zijn erfenis heeft verkwanseld, en hem met goedheid overlaadt in plaats van hem de straf van gerechtigheid te geven. De vader vierde feest, liet het gemeste kalf slachten, herstelde de zoon in zijn eer en poogt ook zijn broer erbij te halen (Lucas 15:20-32). De vader had er misschien wel recht op om hem over de knie te leggen of weer weg te sturen maar deed het niet. Zo is God, zegt Jezus. Hij kent ons probleem. Hij is blij ons te zien. Misschien was je bang voor de zweep maar kreeg je van Hem in plaats daarvan een zoen? Die kus van God op je voorhoofd is Zijn goedheid, Zijn vriendelijkheid, Zijn enorme liefde. Hij doet wat je niet verwacht.
Gods rijkdom
Alhoewel dat geen reden is om je niet te bekeren, is Gods goedheid overvloedig. Dat zegt God over Zichzelf die dag nadrukkelijk tegen Mozes. Hij zegt dat Hij “groot van gunst en trouw” is, “vriendelijkheid bewarende voor duizenden”.
De verklaring begint met de goedheid van God te versterken door er “rav” (רַב) aan toe te voegen, “groot in”, “rijk aan”, en het gaat in vers 7 verder met “gunst bewakende aan duizenden”. Letterlijk staat er dat God van Zichzelf zegt dat Hij “rijk aan vriendelijkheid, goedheid, gunst, affectie, en trouw, waarheid is”. Je krijgt er veel van wanneer je van Hem bent. Hij is niet bekrompen.
Wanneer je thuiskomt loop je regelrecht Zijn vriendelijkheid in. Dat overkwam de verloren zoon, die overdonderd moet zijn geweest door zijn vaders reactie. Je zou jezelf gewoon te kort doen door niet in Zijn armen te springen! Sterker nog, in contrast met de afrekening die God houdt over ongerechtigheid tot op het derde en vierde geslacht, is de vriendelijkheid en goedheid van God aan duizenden, tot in duizend geslachten (Deut. 7:9). Zijn goedheid is bij Hem (Psalm 130:7), het reikt tot aan de hemelen (Psalm 57:11) en de aarde is er vol van (Psalm 33:5)!
Gods chesed
Misschien dat je nu denkt: ‘Oh dat lijkt mij wel wat. Ik heb best trek in Zijn goedheid. Doe mij maar een Ferrari!’ Die is je van harte gegund en misschien dat die in het Millennium nog komt. Maar welvaart is niet waar Gods goedheid over gaat. De goedheid van God is dat Hij met je is omdat je van Hem bent. Wie een verbond met God hebben, krijgen Zijn chesed op hun leven, Gods speciale gunst. Abraham, Jozef, David, Daniël, Esther, Nehemia, Debora en Maria hadden het. Omdat zij van God waren, waren zij Zijn chasidiem ( חֲסִידִֽים ), Zijn gunstgenoten, en hadden zij Zijn chesed, gunst (חֶ֥סֶד ). Zo is heel Israël het volk van Gods chesed, staat er: het volk dat Hij Zijn gunst gaf (Psalm 85:9), het volk dicht bij Hem ( עַֽם־קְרֹב֗וֹ , Psalm 148:14), Zijn oogappel (Zach. 2:8). Het verbond dat zij in de Sinaï met God aangingen, maakte hen het volk van Zijn gunst en wie in Christus is, is ook een van Zijn chasidiem.
Gods portemonnee
Jeremia wist dat. Hij schreef daarom in de ballingschap dat, ondanks dat zij over de knie gingen, zij vanwege de chasdé Adonai (חַֽסְדֵ֤י יְהוָה֙), de gunstbewijzen van de Here, niet waren omgekomen. Jeremia pende er ook bij waarom: hij was niet vergeten wat God eeuwen eerder over Zichzelf had gezegd tegen Mozes. Dus schreef hij: Want Zijn barmhartigheden houden niet op (כִּ֥י לֹא־כָל֖וּ רַחֲמָֽיו). Elke morgen zijn zij nieuw (Klaagl. 3:22-23)! Ook al ga je bij God over de knie, Hij blijft van je houden, wist Jeremia. Het woord voor “houden niet op” betekent ook “zijn nooit uitgegeven”. God heeft geen gat in Zijn hand, maar in de winkel van de wereld raakt Gods portemonnee nooit leeg. Die is elke ochtend weer vol.
Gods chasidiem
Wanneer je eenmaal een van Gods chasidiem bent, dan heb je God aan je zijde en kun je aan Zijn gunstbewijzen niet ontsnappen. Hij zal over je waken en je koesteren. Je kunt op Hem rekenen, op Zijn bescherming en op alles wat je nodig hebt. Hij is trouw. Het is alsof God Zijn hoofd uit de hemel steekt om te kijken of je iets nodig hebt en waarmee Hij je kan zegenen. Desnoods daalt Hij af en zoekt Hij je op om er zelf achter te komen (Ex.3:7-8). Sterker nog, Hij maakt er een gewoonte van om Zijn chasidiem met goedheid te bestoken: het Hebreeuwse werkwoord staat namelijk in de voortdurend voortgaande tijd (נֹצֵ֥ר חֶ֙סֶד֙).
De Bijbel laat er geen gras groeien dat Hij zo is. Hij behoedt hun voeten (1 Sam. 2:9). Hij beschermt hun weg (Spr.2:8). Hij verlaat Zijn chasidiem niet (Psalm 37:28). Hij bewaart hen en grist hen weg uit de hand van de goddelozen (Psalm 97:10). Al ben je als een pelikaan in de woestijn, God raakt je geen ogenblik kwijt (Psalm 102:7, 14). Gods chasidiem verblijden zich in het goede van God (2 Kron. 6:41). Vanwege Gods chesed op hun leven, juichen zij met heel de schepping (Psalm 132:9, 145:10)!
Hij waakt
Misschien dat als je Psalm 116:15 leest, er twijfels rijzen of Hij Zijn chasidiem wel echt op het oog heeft: Hun dood is kostbaar voor Hem, zegt de psalmist. Is God zo verrukt over Zijn gunstgenoten dat Hij ze bij zich wil hebben? De psalmist bedoelt hier niet dat God hun dood op het oog heeft, maar dat geen haar op hun hoofd gekrenkt zal worden zonder dat Hij het weet (Matt. 10:30). Tot aan hun dood kunnen Zijn chasidiem op Hem rekenen en waakt Hij over hen.
Terwijl zij door de hete woestijn zeulden en klaagden, wilde God Mozes overtuigen dat Hij goed is en het waard is, om achter aan te gaan. Daarin klinkt een uitnodiging: Wil je een van Gods chasidiem worden?
Stef Schagen (1967) studeerde evangelische theologie aan Tyndale Theological Seminary in Badhoevedorp. Samen met zijn vrouw leidt hij twee evangelische gemeenten.
Praatmee